Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal barbouiller

Vertaal barbouiller van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. barbouiller:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor barbouiller (Frans) in het Nederlands

barbouiller:

barbouiller werkwoord (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )

  1. barbouiller (gribouiller; cochonner)
    klodderen; kliederen; kladderen
    • klodderen werkwoord (klodder, kloddert, klodderde, klodderden, geklodderd)
    • kliederen werkwoord (klieder, kliedert, kliederde, kliederden, gekliederd)
    • kladderen werkwoord (kladder, kladdert, kladderde, kladderden, gekladderd)
  2. barbouiller (beurrer; faire des taches; souiller; )
    bevuilen; besmeren; bekladden; bevlekken; bemorsen
    • bevuilen werkwoord (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)
    • besmeren werkwoord (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)
    • bekladden werkwoord (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)
    • bevlekken werkwoord (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
    • bemorsen werkwoord (bemors, bemorst, bemorste, bemorsten, bemorst)
  3. barbouiller (faire n'importe quoi; tripoter; farfouiller; )
    scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien; aanrotzooien
    • scharrelen werkwoord (scharrel, scharrelt, scharrelde, scharrelden, gescharreld)
    • aanrommelen werkwoord
    • rotzooien werkwoord (rotzooi, rotzooit, rotzooide, rotzooiden, gerotzooid)
    • knoeien werkwoord (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • aanrotzooien werkwoord (rotzooi aan, rotzooit aan, rotzooide aan, rotzooiden aan, aangerotzooid)
  4. barbouiller (gribouiller; scribouiller)
    kladden; kalken
    • kladden werkwoord (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)
    • kalken werkwoord (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)
  5. barbouiller (tripoter; fouiller; patauger; )
    scharrelen van kip

Conjugations for barbouiller:

Présent
  1. barbouille
  2. barbouilles
  3. barbouille
  4. barbouillons
  5. barbouillez
  6. barbouillent
imparfait
  1. barbouillais
  2. barbouillais
  3. barbouillait
  4. barbouillions
  5. barbouilliez
  6. barbouillaient
passé simple
  1. barbouillai
  2. barbouillas
  3. barbouilla
  4. barbouillâmes
  5. barbouillâtes
  6. barbouillèrent
futur simple
  1. barbouillerai
  2. barbouilleras
  3. barbouillera
  4. barbouillerons
  5. barbouillerez
  6. barbouilleront
subjonctif présent
  1. que je barbouille
  2. que tu barbouilles
  3. qu'il barbouille
  4. que nous barbouillions
  5. que vous barbouilliez
  6. qu'ils barbouillent
conditionnel présent
  1. barbouillerais
  2. barbouillerais
  3. barbouillerait
  4. barbouillerions
  5. barbouilleriez
  6. barbouilleraient
passé composé
  1. ai barbouillé
  2. as barbouillé
  3. a barbouillé
  4. avons barbouillé
  5. avez barbouillé
  6. ont barbouillé
divers
  1. barbouille!
  2. barbouillez!
  3. barbouillons!
  5. barbouillé
  6. barbouillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor barbouiller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kliederen barbouillage; bousillage; chinoiseries
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanrommelen barbouiller; bricoler; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; travailler sans soin; tripoter
aanrotzooien barbouiller; bricoler; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; travailler sans soin; tripoter
bekladden barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
bemorsen barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
besmeren barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
bevlekken barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher déteindre; salir; soiller; souiller; tacher
bevuilen barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher
kalken barbouiller; gribouiller; scribouiller saucer; scribouiller; écrire
kladden barbouiller; gribouiller; scribouiller faire des taches; salir; tacher
kladderen barbouiller; cochonner; gribouiller
kliederen barbouiller; cochonner; gribouiller
klodderen barbouiller; cochonner; gribouiller
knoeien barbouiller; bricoler; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; travailler sans soin; tripoter bousiller; bricoler maladroitement; faire des taches; gâcher; niaiser; salir; tacher; tripoter
rotzooien barbouiller; bricoler; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; travailler sans soin; tripoter déconner; gâcher
scharrelen barbouiller; bricoler; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; travailler sans soin; tripoter courailler; flirter
scharrelen van kip barbouiller; cochonner; faire n'importe quoi; farfouiller; fouiller; fouiner; fureter; gargouiller; goder; patauger; travailler sans soin; tripoter

Synoniemen voor "barbouiller":


Wiktionary: barbouiller

barbouiller
verb
  1. couvrir d’un enduit de couleur fait grossièrement à la brosse.
Cross Translation:
FromToVia
• barbouiller → besmeren; kladschilderen; kliederen ↔ daub — to apply something in hasty or crude strokes







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0439 seconde
Page rendered in 1.0 seconds