Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal botte

Vertaal botte van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

botte:
- laars; schoof; bundel; bosje
botter:
- schoppen; trappen; trappen geven
Wiktionary:
- botte → laars
- botte → bot, laars, schoen, hoge, tros, bos
- botter → schieten, schoppen, trappen, stampen, neuken

Frans

Uitgebreide vertaling voor botte (Frans) in het Nederlands

botte:

botte [la ~] zelfstandig naamwoord

la botte
de laars
- laars [de ~] zelfstandig naamwoord
la botte (gerbe; faisceau)
de schoof; de bundel; het bosje
- schoof [de ~] zelfstandig naamwoord
- bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bosje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor botte:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bosje	botte; faisceau; gerbe	arbrisseau; arbuste; broussaille; buisson
bundel	botte; faisceau; gerbe	collection de poésie; faisceau; recueil de poèmes
laars	botte
schoof	botte; faisceau; gerbe
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bundel		lot; offre groupée

Synoniemen voor "botte":

chaussure; gerbe; chausse; bottillon; bottine; soulier; brodequin; escarpin; espadrille; mocassin; sabot; sandale; cuissarde; estocade; attaque; coup; bouquet; éclaboussure; trousse; poche; accélère

Wiktionary: botte

botte

noun

Chaussure épaisse au long col
- botte → laars

Cross Translation:

From	To	Via
• botte	→ bot; laars; schoen; hoge	↔ boot — heavy shoe that covers part of the leg
• botte	→ tros; bos	↔ bunch — A group of a number of similar things
• botte	→ laars	↔ Stiefel — Schuh mit Schaft

botter:

botter werkwoord (botte, bottes, bottons, bottez, bottent, bottais, bottait, bottions, bottiez, bottaient, bottai, bottas, botta, bottâmes, bottâtes, bottèrent, botterai, botteras, bottera, botterons, botterez, botteront)

botter (donner des coups de pied; frapper du pied)
schoppen
– er een harde stoot met je voet tegen geven ¹
- schoppen werkwoord (schop, schopt, schopte, schopten, geschopt)
  - hij schopte de bal in het doel¹
trappen; trappen geven
- trappen werkwoord (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)
- trappen geven werkwoord

Conjugations for botter:

Présent

botte
bottes
botte
bottons
bottez
bottent

imparfait

bottais
bottais
bottait
bottions
bottiez
bottaient

passé simple

bottai
bottas
botta
bottâmes
bottâtes
bottèrent

futur simple

botterai
botteras
bottera
botterons
botterez
botteront

subjonctif présent

que je botte
que tu bottes
qu'il botte
que nous bottions
que vous bottiez
qu'ils bottent

conditionnel présent

botterais
botterais
botterait
botterions
botteriez
botteraient

passé composé

ai botté
as botté
a botté
avons botté
avez botté
ont botté

divers

botte!
bottez!
bottons!
botté
bottant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor botter:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schoppen		bêches; pelles; pique
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schoppen	botter; donner des coups de pied; frapper du pied
trappen	botter; donner des coups de pied; frapper du pied
trappen geven	botter; donner des coups de pied; frapper du pied

Synoniemen voor "botter":

chausser; plaire; shooter

Wiktionary: botter

Cross Translation:

From	To	Via
• botter	→ schieten; schoppen; trappen	↔ boot — kick
• botter	→ schoppen; stampen; trappen	↔ kick — strike with or raise the foot or leg
• botter	→ neuken	↔ ficken — vulgär, transitiv, intransitiv: den Geschlechtsakt vollziehen, koitieren

Verwante vertalingen van botte

¹Muiswerk Woordenboek