Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal brimer

Vertaal brimer van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. brimer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor brimer (Frans) in het Nederlands

brimer:

brimer werkwoord (brime, brimes, brimons, brimez, )

  1. brimer (agacer; embêter; enquiquiner; )
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren werkwoord (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren werkwoord
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  2. brimer (faire subir le baptême; incorporer)
    ontgroenen
    • ontgroenen werkwoord (ontgroen, ontgroent, ontgroende, ontgroenden, ontgroend)
  3. brimer (rudoyer; brusquer; embêter; maltraiter)
    brutaliseren; bruuskeren
    • brutaliseren werkwoord (brutaliseer, brutaliseert, brutaliseerde, brutaliseerden, gebrutaliseerd)
    • bruuskeren werkwoord (bruuskeer, bruuskeert, bruuskeerde, bruuskeerden, gebruuskeerd)

Conjugations for brimer:

Présent
  1. brime
  2. brimes
  3. brime
  4. brimons
  5. brimez
  6. briment
imparfait
  1. brimais
  2. brimais
  3. brimait
  4. brimions
  5. brimiez
  6. brimaient
passé simple
  1. brimai
  2. brimas
  3. brima
  4. brimâmes
  5. brimâtes
  6. brimèrent
futur simple
  1. brimerai
  2. brimeras
  3. brimera
  4. brimerons
  5. brimerez
  6. brimeront
subjonctif présent
  1. que je brime
  2. que tu brimes
  3. qu'il brime
  4. que nous brimions
  5. que vous brimiez
  6. qu'ils briment
conditionnel présent
  1. brimerais
  2. brimerais
  3. brimerait
  4. brimerions
  5. brimeriez
  6. brimeraient
passé composé
  1. ai brimé
  2. as brimé
  3. a brimé
  4. avons brimé
  5. avez brimé
  6. ont brimé
divers
  1. brime!
  2. brimez!
  3. brimons!
  5. brimé
  6. brimant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor brimer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
treiteren tracasserie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brutaliseren brimer; brusquer; embêter; maltraiter; rudoyer
bruuskeren brimer; brusquer; embêter; maltraiter; rudoyer brusquer
koeioneren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
kwellen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter
narren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
ontgroenen brimer; faire subir le baptême; incorporer
pesten agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
plagen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
sarren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
tarten agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
tergen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
treiteren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner

Synoniemen voor "brimer":


Wiktionary: brimer

brimer
verb
  1. maltraiter, faire subir des épreuves vexatoires.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0300 seconde
Page rendered in 1.0 seconds