Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal calomnie

Vertaal calomnie van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. calomnie:
  2. calomnier:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor calomnie (Frans) in het Nederlands

calomnie:

calomnie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la calomnie (déshonneur; outrage; diffamation; )
    de laster; de schande; de smaad; de oneer
    • laster [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schande [de ~] zelfstandig naamwoord
    • smaad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oneer [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la calomnie (diffamation; cancan; infamie; commérages; cancans)
    de smaad; de laster; de achterklap
    • smaad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • laster [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la calomnie (diffamation; dénigrement)
    belasteren; zwartmaken
  4. la calomnie (discours diffamatoire; diffamation; blasphème)
    de lastertaal
  5. la calomnie
    de vuilspuiterij
  6. la calomnie (dénigrement; diffamation)
    belasteren; kwaadspreken
  7. la calomnie (écrit diffamatoire; libelle; libellé; satire; pamphlet)
    schandschrift; het schotschrift; het smaadschrift; het hekelschrift
  8. la calomnie (ragot; racontars; bavardage; )
    de klap; de roddels; de roddelpraat; de roddel; de praatjes; de achterklap; het geroddel; het geklets; geklep; de klets; het geklap
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • roddelpraat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • praatjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geroddel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklets [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklep [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klets [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geklap [het ~] zelfstandig naamwoord
  9. la calomnie (commérage; rumeur; bavardage; )
    de kwaadsprekerij; de lastering; de roddel; de achterklap; het geroddel; de roddelpraat; de laster; het lasterpraatje; zwartmaken

Vertaal Matrix voor calomnie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; infamie; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; voix
belasteren calomnie; diffamation; dénigrement
geklap babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
geklep babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
geklets babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots babillage; baliverne; balivernes; bavardage; bavardages; causerie; commérages; conneries; jacassement; papotage; radotage; radotages; sottises
geroddel babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; voix bavardage; cancan; cancans; racontar; racontars
hekelschrift calomnie; libelle; libellé; pamphlet; satire; écrit diffamatoire pamphlet; poème satirique; satire; vers satirique; épigramme
klap babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots baffe; bavardage; beigne; boum; cancan; chataîgne; choc; clabaudage; claque; commérage; coup; coup dur; coup violent; fracas; gifle; gnon; grondement; heurt; lourde chute; marron; pain; papotage; petit coup; racontars; ragots; tape; torgnole; éclat
klets babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots baliverne; balivernes; bobards; bêtises; ineptie; non-sens; potins; sottises
kwaadspreken calomnie; diffamation; dénigrement
kwaadsprekerij bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
laster bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; déshonneur; infamie; insulte; libellé; médisance; outrage; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
lastering bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
lasterpraatje bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
lastertaal blasphème; calomnie; diffamation; discours diffamatoire
oneer calomnie; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage
praatjes babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots blagueur; causettes; hâbleur
roddel babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; voix
roddelpraat babillage; bavardage; bavardages; blasphème; calomnie; cancan; cancans; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; médisance; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; voix
roddels babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
schande calomnie; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage
schandschrift calomnie; libelle; libellé; pamphlet; satire; écrit diffamatoire
schotschrift calomnie; libelle; libellé; pamphlet; satire; écrit diffamatoire
smaad calomnie; cancan; cancans; commérages; diffamation; déshonneur; infamie; insulte; libellé; outrage diffamation; dérision; insulte; moquerie; paroles humiliantes; raillerie; risée; sarcasme
smaadschrift calomnie; libelle; libellé; pamphlet; satire; écrit diffamatoire
vuilspuiterij calomnie
zwartmaken bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; dénigrement; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasteren blesser; calomnier; diffamer; dire du mal sur; déniger; froisser; insulter; maudire; médire; offenser; porter préjudice à
kwaadspreken blesser; calomnier; diffamer; dire du mal sur; déniger; froisser; insulter; maudire; médire; offenser; porter préjudice à
zwartmaken calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir

Synoniemen voor "calomnie":


Wiktionary: calomnie

calomnie
noun
  1. onterechte beweringen die iemand in een kwaad daglicht stellen
Cross Translation:
FromToVia
• calomnie → laster ↔ Verleumdung — Rufschädigung durch falsche Aussagen oder Behauptungen
• calomnie → laster; smaad ↔ slander — false, malicious statement

calomnier:

calomnier werkwoord (calomnie, calomnies, calomnions, calomniez, )

  1. calomnier (médire; déniger; dire du mal sur)
    roddelen; kwaadspreken; belasteren; lasteren
    • roddelen werkwoord (roddel, roddelt, roddelde, roddelden, geroddeld)
    • kwaadspreken werkwoord (spreek kwaad, spreekt kwaad, sprak kwaad, spraken kwaad, kwaad gesproken)
    • belasteren werkwoord (belaster, belastert, belasterde, belasterden, belasterd)
    • lasteren werkwoord (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)
  2. calomnier (vilipender; diffamer; blasphémer)
    beschimpen; honen; verguizen
    • beschimpen werkwoord (beschimp, beschimpt, beschimpte, beschimpten, beschimpt)
    • honen werkwoord (hoon, hoont, hoonde, hoonden, gehoond)
    • verguizen werkwoord (verguis, verguist, verguisde, verguisden, verguisd)
  3. calomnier (profaner; violer; diffamer)
    schenden; ontwijden; ontheiligen
    • schenden werkwoord (schend, schendt, schond, schonden, geschonden)
    • ontwijden werkwoord (ontwijd, ontwijdt, ontwijdde, ontwijdden, ontwijd)
    • ontheiligen werkwoord (ontheilig, ontheiligt, ontheiligde, ontheiligden, ontheiligd)
  4. calomnier (noircir; médire; diffamer; médire de; dire du mal sur)
    zwartmaken; zwart kleuren
    • zwartmaken werkwoord (maak zwart, maakt zwart, maakte zwart, maakten zwart, zwart gemaakt)
    • zwart kleuren werkwoord
  5. calomnier (diffamer; maudire; blesser; )
    kwaadspreken; belasteren; lasteren; smaden
    • kwaadspreken werkwoord (spreek kwaad, spreekt kwaad, sprak kwaad, spraken kwaad, kwaad gesproken)
    • belasteren werkwoord (belaster, belastert, belasterde, belasterden, belasterd)
    • lasteren werkwoord (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)
    • smaden werkwoord (smaad, smaadt, smaadde, smaadden, gesmaad)

Conjugations for calomnier:

Présent
  1. calomnie
  2. calomnies
  3. calomnie
  4. calomnions
  5. calomniez
  6. calomnient
imparfait
  1. calomniais
  2. calomniais
  3. calomniait
  4. calomniions
  5. calomniiez
  6. calomniaient
passé simple
  1. calomniai
  2. calomnias
  3. calomnia
  4. calomniâmes
  5. calomniâtes
  6. calomnièrent
futur simple
  1. calomnierai
  2. calomnieras
  3. calomniera
  4. calomnierons
  5. calomnierez
  6. calomnieront
subjonctif présent
  1. que je calomnie
  2. que tu calomnies
  3. qu'il calomnie
  4. que nous calomniions
  5. que vous calomniiez
  6. qu'ils calomnient
conditionnel présent
  1. calomnierais
  2. calomnierais
  3. calomnierait
  4. calomnierions
  5. calomnieriez
  6. calomnieraient
passé composé
  1. ai calomnié
  2. as calomnié
  3. a calomnié
  4. avons calomnié
  5. avez calomnié
  6. ont calomnié
divers
  1. calomnie!
  2. calomniez!
  3. calomnions!
  5. calomnié
  6. calomniant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor calomnier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasteren calomnie; diffamation; dénigrement
kwaadspreken calomnie; diffamation; dénigrement
zwartmaken bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; dénigrement; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasteren blesser; calomnier; diffamer; dire du mal sur; déniger; froisser; insulter; maudire; médire; offenser; porter préjudice à
beschimpen blasphémer; calomnier; diffamer; vilipender avoir à redire à; injurier; insulter; invectiver; trouver à redire à; vitupérer
honen blasphémer; calomnier; diffamer; vilipender
kwaadspreken blesser; calomnier; diffamer; dire du mal sur; déniger; froisser; insulter; maudire; médire; offenser; porter préjudice à
lasteren blesser; calomnier; diffamer; dire du mal sur; déniger; froisser; insulter; maudire; médire; offenser; porter préjudice à
ontheiligen calomnier; diffamer; profaner; violer
ontwijden calomnier; diffamer; profaner; violer abuser de; agresser; attaquer; diffamer; déshonorer; faire violence; porter atteinte à; violer
roddelen calomnier; dire du mal sur; déniger; médire
schenden calomnier; diffamer; profaner; violer
smaden blesser; calomnier; diffamer; froisser; insulter; maudire; offenser; porter préjudice à insulter; outrager; railler; rendre ridicule; ridiculiser; se moquer de; tourner au ridicule; tourner en dérision
verguizen blasphémer; calomnier; diffamer; vilipender
zwart kleuren calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir
zwartmaken calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir

Synoniemen voor "calomnier":


Wiktionary: calomnier

calomnier calomnier
verb
  1. iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen
Cross Translation:
FromToVia
• calomnier → smaden ↔ slander — utter a slanderous statement
• calomnier → verguizen ↔ vilify — say defamatory things about







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0542 seconde
Page rendered in 1.0 seconds