Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dénoncer quelqu'un:


Frans

Uitgebreide vertaling voor dénoncer quelqu'un (Frans) in het Nederlands

dénoncer quelqu'un:

dénoncer quelqu'un werkwoord

  1. dénoncer quelqu'un (moucharder; dénoncer; rapporter; )
    verklappen; klikken
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken werkwoord (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
  2. dénoncer quelqu'un (dire sans réfléchir; dévoiler; lâcher; )
    verraden; verklappen; doorslaan
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
  3. dénoncer quelqu'un (dénoncer; trahir)
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen werkwoord (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken werkwoord (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken werkwoord (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen werkwoord (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)

Vertaal Matrix voor dénoncer quelqu'un:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen dénonciation; rapportage
aangeven attestation; déclaration; dénonciation; déposition; présentation
klikken dénonciation; rapportage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir construire; dresser; installer; mettre
aangeven dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir donner; déclarer; déléguer; déposer; désigner; faire circuler; faire inscrire; indiquer quelquechose; livrer; montrer; offrir; passer; passer quelque chose à quelqu'un; porter; présenter; remettre; rendre; signaler; tendre; tendre quelque chose à quelqu'un; transmettre; étendre
doorslaan dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; rapporter; répandre continuer à frapper
klikken cafarder; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; moucharder; rapporter; trahir cliquer sur; colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir
uitbrengen dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir annoncer; communiquer; divulguer; lancer; montrer; proclamer; publier; rendre public; éditer; émettre
verklappen cafarder; dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; déceler; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; moucharder; rapporter; répandre; trahir colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir
verklikken dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir
verlinken dénoncer; dénoncer quelqu'un; trahir colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir
verraden dire sans réfléchir; divulguer quelque chose; dénoncer; dénoncer quelqu'un; dévoiler; lâcher; rapporter; répandre; trahir colporter; divulguer; déceler; dénoncer; moucharder; rapporter; trahir

Verwante vertalingen van dénoncer quelqu'un