Frans

Uitgebreide vertaling voor dénonciateur (Frans) in het Nederlands

dénonciateur:

dénonciateur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le dénonciateur (délateur; informant)
    de aanbrenger; de verklikker; politie-informant
  2. le dénonciateur (indicateur; informant; informateur; délateur; tuyauteur)
    de informant; de tipgever
    • informant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tipgever [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le dénonciateur (informant; délateurs)
    de verklikkers; de aanbrengers; politie-informanten

Vertaal Matrix voor dénonciateur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrenger délateur; dénonciateur; informant rabatteur
aanbrengers délateurs; dénonciateur; informant charmeurs; délateurs; dénonciateurs; mouchards; rabatteurs; séducteurs
informant délateur; dénonciateur; indicateur; informant; informateur; tuyauteur
politie-informant délateur; dénonciateur; informant
politie-informanten délateurs; dénonciateur; informant
tipgever délateur; dénonciateur; indicateur; informant; informateur; tuyauteur
verklikker délateur; dénonciateur; informant détecteur; lampe-témoin; mouchard; témoin
verklikkers délateurs; dénonciateur; informant délateurs; dénonciateurs; mouchards

Synoniemen voor "dénonciateur":


Wiktionary: dénonciateur


Cross Translation:
FromToVia
dénonciateur sycofant; klikspaan; klikker; judas; aangever; aanbrenger; versliegeraar; verrader; verlinker; verklikker betrayer — someone who betrays
dénonciateur klokkenluider whistle-blower — one who reports a problem or violation to the authorities