Frans

Uitgebreide vertaling voor différer (Frans) in het Nederlands

différer:

différer werkwoord (diffère, diffères, différons, différez, )

  1. différer (dévier)
    afwijken; verschillen
    • afwijken werkwoord (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
  2. différer (varier; diverger)
    variëren; veranderen; uiteenlopen; verschillen; afwisselen; wisselen
    • variëren werkwoord (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
  3. différer (faire une différence)
    verschillen; verschil maken; schelen
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • verschil maken werkwoord
    • schelen werkwoord (scheel, scheelt, scheelde, scheelden, gescheeld)
  4. différer
    uitstellen
    • uitstellen werkwoord (stel uit, stelt uit, stelde uit, stelden uit, uitgesteld)

Conjugations for différer:

Présent
  1. diffère
  2. diffères
  3. diffère
  4. différons
  5. différez
  6. diffèrent
imparfait
  1. différais
  2. différais
  3. différait
  4. différions
  5. différiez
  6. différaient
passé simple
  1. différai
  2. différas
  3. différa
  4. différâmes
  5. différâtes
  6. différèrent
futur simple
  1. différerai
  2. différeras
  3. différera
  4. différerons
  5. différerez
  6. différeront
subjonctif présent
  1. que je diffère
  2. que tu diffères
  3. qu'il diffère
  4. que nous différions
  5. que vous différiez
  6. qu'ils diffèrent
conditionnel présent
  1. différerais
  2. différerais
  3. différerait
  4. différerions
  5. différeriez
  6. différeraient
passé composé
  1. ai différé
  2. as différé
  3. a différé
  4. avons différé
  5. avez différé
  6. ont différé
divers
  1. diffère!
  2. différez!
  3. différons!
  4. différé
  5. différant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor différer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schelen différence; déviation
veranderen alternance; amendement; changement; conversion; développement; modification; mutation; métamorphose; remaniement; transformation; échange
verschillen différence; déviation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwijken différer; dévier
afwisselen différer; diverger; varier alterner; altérer; changer; modifier; permuter; transformer; varier; échanger
schelen différer; faire une différence
uiteenlopen différer; diverger; varier
uitstellen différer ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; répéter; temporiser
variëren différer; diverger; varier fluctuer; osciller; tituber; vaciller
veranderen différer; diverger; varier alterner; altérer; amender; changer; modifier; permuter; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer; varier; échanger
verschil maken différer; faire une différence
verschillen différer; diverger; dévier; faire une différence; varier
wisselen différer; diverger; varier alterner; altérer; annuler; changer; changer de place; confondre; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger; échanger contre

Synoniemen voor "différer":


Wiktionary: différer

différer
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
différer
verb
  1. in bepaalde opzichten niet hetzelfde zijn

Cross Translation:
FromToVia
différer uitstellen defer — to delay
différer verschillen; afwijken differ — not to have the same characteristics