Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor exagérer (Frans) in het Nederlands

exagérer:

exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, )

  1. exagérer (renforcer; grossir)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; iets overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
  2. exagérer (souligner; charger; enfler; )
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven werkwoord (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)
  3. exagérer (se vanter; se vanter de; fanfaronner; faire le fanfaron)
    opscheppen; grootspreken
    • opscheppen werkwoord (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)
    • grootspreken werkwoord (spreek groot, spreekt groot, sprak groot, spraken groot, grootgesproken)

Conjugations for exagérer:

Présent
  1. exagère
  2. exagères
  3. exagère
  4. exagérons
  5. exagérez
  6. exagèrent
imparfait
  1. exagérais
  2. exagérais
  3. exagérait
  4. exagérions
  5. exagériez
  6. exagéraient
passé simple
  1. exagérai
  2. exagéras
  3. exagéra
  4. exagérâmes
  5. exagérâtes
  6. exagérèrent
futur simple
  1. exagérerai
  2. exagéreras
  3. exagérera
  4. exagérerons
  5. exagérerez
  6. exagéreront
subjonctif présent
  1. que j'exagère
  2. que tu exagères
  3. qu'il exagère
  4. que nous exagérions
  5. que vous exagériez
  6. qu'ils exagèrent
conditionnel présent
  1. exagérerais
  2. exagérerais
  3. exagérerait
  4. exagérerions
  5. exagéreriez
  6. exagéreraient
passé composé
  1. ai exagéré
  2. as exagéré
  3. a exagéré
  4. avons exagéré
  5. avez exagéré
  6. ont exagéré
divers
  1. exagère!
  2. exagérez!
  3. exagérons!
  4. exagéré
  5. exagérant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor exagérer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandikken charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
grootspreken exagérer; faire le fanfaron; fanfaronner; se vanter; se vanter de fanfaronner; se vanter de
iets overdreven voorstellen exagérer; grossir; renforcer
opblazen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler
opkloppen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
opscheppen exagérer; faire le fanfaron; fanfaronner; se vanter; se vanter de fanfaronner; se servir à table; se vanter de; servir; servir le manger
opschroeven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner augmenter; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser
overdreven voorstellen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
overdrijven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner accuser; incriminer; inculper
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
opblazen sauter

Synoniemen voor "exagérer":


Wiktionary: exagérer

exagérer
verb
  1. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn

Cross Translation:
FromToVia
exagérer overdrijven exaggerate — to overstate, to describe more than is fact