Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal facilité

Vertaal facilité van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

facilité:
- handigheid; gemakkelijkheid; gerieflijkheid
Wiktionary:
- facilité → grifheid, vlotheid
- facilité → gemak, aanleg, faciliteit

Frans

Uitgebreide vertaling voor facilité (Frans) in het Nederlands

facilité:

facilité [la ~] zelfstandig naamwoord

la facilité (habileté; capacité; adresse; savoir-faire; dextérité)
de handigheid
- handigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la facilité (aisance; commodité)
de gemakkelijkheid; gerieflijkheid
- gemakkelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gerieflijkheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor facilité:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gemakkelijkheid	aisance; commodité; facilité	aise; commodité; confort; indulgence
gerieflijkheid	aisance; commodité; facilité	bien-être; confort
handigheid	adresse; capacité; dextérité; facilité; habileté; savoir-faire	adresse; aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; dextérité; habileté; savoir; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage

Synoniemen voor "facilité":

aise; naturel; désinvolture; souplesse; grâce; toilettes; cabinet; latrines; content; heureux; banalité; cliché; évidence; poncif; platitude; stéréotype; truisme; médiocrité; insignifiance; vulgarité; bonhomie; amabilité; bonté; douceur; familiarité; gentillesse; simplicité; brio; panache; adresse; entrain; fougue; talent; aisance; pétulance; maestria; virtuosité; commodité; confort; avantage; agrément; utilité; complaisance; bienveillance; amitié; obligeance; civilité; empressement; politesse; aide; serviabilité; indulgence; faveur; fluidité; régularité; intelligibilité; accessibilité; clarté; compréhension; limpidité; luminosité; latitude; permission; possibilité; liberté; faculté; légèreté; apesanteur; agilité; finesse; simplisme; simplification

Wiktionary: facilité

facilité

noun

qualité de ce qui faire ou employer sans peine.
- facilité → grifheid; vlotheid

Cross Translation:

From	To	Via
• facilité	→ gemak; aanleg	↔ facility — dexterity, skill
• facilité	→ faciliteit	↔ Fazilität — Wirtschaft/Finanzwesen: eine Erleichterung der Kreditbedingungen für einen Kunden

Verwante vertalingen van facilité

facilité d'apprendre