Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. falloir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor falloir (Frans) in het Nederlands

falloir:

falloir werkwoord

  1. falloir (devoir; être obligé de; être dans l'obligation de)
    willen; moeten; believen
    • willen werkwoord (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)
    • moeten werkwoord (moet, moest, moesten, gemoeten)
    • believen werkwoord (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)
  2. falloir (être obligé de; devoir; être dans l'obligation de)
    moeten; dienen; verplicht zijn
    • moeten werkwoord (moet, moest, moesten, gemoeten)
    • dienen werkwoord (dien, dient, diende, dienden, gediend)
    • verplicht zijn werkwoord

Vertaal Matrix voor falloir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
believen gré
moeten devoir
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
believen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de amuser; jouir de; plaire; sembler bon
dienen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de servir
moeten devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
verplicht zijn devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
willen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de aimer; désirer; vouloir

Synoniemen voor "falloir":


Wiktionary: falloir


Cross Translation:
FromToVia
falloir nodig hebben; vereisen; behoeven; benodigen need — to have an absolute requirement for