Fautes in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

fautes:
- onjuistheden; fouten; gebreken; mankementen; ongemakken; vergissingen; misvattingen; dwalingen; flaters; blunders; misstappen

Frans

Uitgebreide vertaling voor fautes (Frans) in het Nederlands

la fautes (erreurs; gaffes; maladresses; bévues)
de onjuistheden; de fouten
- onjuistheden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- fouten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
la fautes (défauts; manques; désagréments; difficultés; incommodités; maladresses; handicaps)
de gebreken; de fouten; de mankementen; de ongemakken
- gebreken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- fouten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- mankementen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- ongemakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
la fautes (méprises; malentendus; erreurs; bévues; égarements)
de vergissingen; de misvattingen; de dwalingen
- vergissingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- misvattingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- dwalingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
la fautes (bévues; maladresses; gaffes)
de flaters; de blunders
- flaters [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- blunders [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
la fautes (erreurs)
de misstappen; de dwalingen
- misstappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- dwalingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blunders	bévues; fautes; gaffes; maladresses
dwalingen	bévues; erreurs; fautes; malentendus; méprises; égarements
flaters	bévues; fautes; gaffes; maladresses
fouten	bévues; difficultés; défauts; désagréments; erreurs; fautes; gaffes; handicaps; incommodités; maladresses; manques
gebreken	difficultés; défauts; désagréments; fautes; handicaps; incommodités; maladresses; manques
mankementen	difficultés; défauts; désagréments; fautes; handicaps; incommodités; maladresses; manques
misstappen	erreurs; fautes
misvattingen	bévues; erreurs; fautes; malentendus; méprises; égarements
ongemakken	difficultés; défauts; désagréments; fautes; handicaps; incommodités; maladresses; manques	désagréments; ennuis
onjuistheden	bévues; erreurs; fautes; gaffes; maladresses
vergissingen	bévues; erreurs; fautes; malentendus; méprises; égarements