Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. formateur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor formateur (Frans) in het Nederlands

formateur:

formateur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le formateur (professeur; enseignant; tuteur; )
    de leraar; de docent; de leermeester; de instructeur
    • leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • docent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leermeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • instructeur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

formateur bijvoeglijk naamwoord

  1. formateur
    vormend
  2. formateur (conférant une bonne éducation; éducateur; civilisant)
    welopvoedend; beschavend

Vertaal Matrix voor formateur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
docent enseignant; enseignante; formateur; maître; maître d'école; maîtresse; mentor; professeur; professeur de faculté; tuteur; tutrice; éducateur; éducatrice
instructeur enseignant; enseignante; formateur; maître; maître d'école; maîtresse; mentor; professeur; professeur de faculté; tuteur; tutrice; éducateur; éducatrice instructeur; moniteur
leermeester enseignant; enseignante; formateur; maître; maître d'école; maîtresse; mentor; professeur; professeur de faculté; tuteur; tutrice; éducateur; éducatrice instructeur; moniteur
leraar enseignant; enseignante; formateur; maître; maître d'école; maîtresse; mentor; professeur; professeur de faculté; tuteur; tutrice; éducateur; éducatrice enseignant; enseignante; instituteur; maître; maître d'école; maîtresse; professeur; éducateur; éducatrice
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vormend formateur
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschavend civilisant; conférant une bonne éducation; formateur; éducateur
welopvoedend civilisant; conférant une bonne éducation; formateur; éducateur

Synoniemen voor "formateur":


Wiktionary: formateur

formateur
noun
  1. Celui qui forme
adjective
  1. Qui forme.

Verwante vertalingen van formateur