Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. habillement:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor habillement (Frans) in het Nederlands

habillement:

habillement [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'habillement (habits; vêtements; tenue; )
    de kleding; de kleren; de tenue; de plunje
    • kleding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kleren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • tenue [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plunje [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'habillement
    aankleden; aandoen; aantrekken; het kleden
  3. l'habillement
    de kleding
    • kleding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. l'habillement (costume; vêtements; tenue; )
    de kleren; het gewaad; de tenue
    • kleren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • gewaad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tenue [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor habillement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen habillement
aankleden habillement
aantrekken habillement attrait; charme; resserrement; serrage; séduction
gewaad costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements; équipement robe
kleden habillement
kleding costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements
kleren costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements; équipement effets; habits; vêtements
plunje costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements
tenue costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements; équipement costume; costume trois-pièces; ensemble; tenue; tenue militaire; uniforme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen allumer; brancher sur; causer; commettre; enclencher; faire; faire du mal; faire fonctionner; faire marcher; habiller; inciter à; mettre; mettre en circuit; mettre en marche; occasionner; porter; provoquer; s'habiller; se couvrir; se vêtir; établir le contact
aankleden agrémenter; décorer; embellir; enjoliver; habiller; mettre; orner; s'habiller; se couvrir; se vêtir
aantrekken admettre; attirer; boucler; embaucher; engager; enrôler; fermer en tirant; habiller; mettre; nommer; passer; prendre en service; recruter; revêtir; s'habiller; sangler; se couvrir; se vêtir; serrer; tirer
kleden habiller; parer; s'habiller; se vêtir

Synoniemen voor "habillement":


Wiktionary: habillement


Cross Translation:
FromToVia
habillement kleding Kleidung — Gesamtheit der Kleider [2]

Verwante vertalingen van habillement