Identité in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

identité:
- identiteit; evenredigheid; juiste proportie; analogie; gelijksoortigheid; gelijkaardigheid; soortgelijkheid; uniformiteit; monotonie
Wiktionary:
- identité → identiteit
- identité → identiteit, persoonlijkheid, identiteiten

Frans

Uitgebreide vertaling voor identité (Frans) in het Nederlands

l'identité
de identiteit
- identiteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'identité (en bonne proportion; égalité; conformité; similitude; équivalence; uniformité)
de evenredigheid; juiste proportie
- evenredigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- juiste proportie [znw.] zelfstandig naamwoord
l'identité (uniformité; analogie; égalité; similitude; conformité; équivalence; homogénéité)
de analogie; de gelijksoortigheid; gelijkaardigheid; soortgelijkheid
- analogie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gelijksoortigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gelijkaardigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- soortgelijkheid [znw.] zelfstandig naamwoord
l'identité (analogie; similitude; uniformité)
de uniformiteit; de monotonie
- uniformiteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- monotonie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
analogie	analogie; conformité; homogénéité; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
evenredigheid	conformité; en bonne proportion; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
gelijkaardigheid	analogie; conformité; homogénéité; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
gelijksoortigheid	analogie; conformité; homogénéité; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
identiteit	identité
juiste proportie	conformité; en bonne proportion; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
monotonie	analogie; identité; similitude; uniformité	grisaille; monotonie
soortgelijkheid	analogie; conformité; homogénéité; identité; similitude; uniformité; égalité; équivalence
uniformiteit	analogie; identité; similitude; uniformité	analogie; grisaille; monotonie; similitude; uniformité; unité

identité

noun

identité

noun

een kenmerk dat je onderscheidt van anderen en bepaalt wie je bent
- identiteit → identité

Cross Translation:

From	To	Via
• identité	→ identiteit	↔ identity — the sameness some individuals share to make up the same kind or universal
• identité	→ persoonlijkheid	↔ identity — the difference or character that marks off an individual from the rest
• identité	→ identiteit	↔ identity — name or persona
• identité	→ identiteit; identiteiten	↔ identity — knowledge of who one is
• identité	→ identiteit	↔ Identität — eindeutige Unterscheidbarkeit einer Person oder einer Sache von einer anderen