Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal injecter

Vertaal injecter van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

injecter:
- spuiten; injecteren; inspuiten
Wiktionary:
- injecter → injecteren, inspuiten
- injecter → inspuiten, injecteren

Frans

Uitgebreide vertaling voor injecter (Frans) in het Nederlands

injecter:

injecter werkwoord (injecte, injectes, injectons, injectez, injectent, injectais, injectait, injections, injectiez, injectaient, injectai, injectas, injecta, injectâmes, injectâtes, injectèrent, injecterai, injecteras, injectera, injecterons, injecterez, injecteront)

injecter
spuiten; injecteren
- spuiten werkwoord (spuit, spoot, spoten, gespoten)
- injecteren werkwoord (injecteer, injecteert, injecteerde, injecteerden, geïnjecteerd)
injecter
inspuiten
- inspuiten werkwoord (spuit in, spoot in, spoten in, ingespoten)

Conjugations for injecter:

Présent

injecte
injectes
injecte
injectons
injectez
injectent

imparfait

injectais
injectais
injectait
injections
injectiez
injectaient

passé simple

injectai
injectas
injecta
injectâmes
injectâtes
injectèrent

futur simple

injecterai
injecteras
injectera
injecterons
injecterez
injecteront

subjonctif présent

que j'injecte
que tu injectes
qu'il injecte
que nous injections
que vous injectiez
qu'ils injectent

conditionnel présent

injecterais
injecterais
injecterait
injecterions
injecteriez
injecteraient

passé composé

ai injecté
as injecté
a injecté
avons injecté
avez injecté
ont injecté

divers

injecte!
injectez!
injectons!
injecté
injectant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor injecter:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
injecteren	injecter
inspuiten	injecter
spuiten	injecter	faire gicler; piquer; éjaculer

Synoniemen voor "injecter":

administrer; infiltrer; infuser; inoculer; introduire; conduire; engager; glisser; enfoncer; insérer; insinuer; fourrer; plonger; incorporer; intercaler; enfourner

Wiktionary: injecter

injecter

verb

médecine|fr introduire un liquide dans l’organisme par le moyen d’une seringue ou de tout autre instrument, en parlant du liquide comme de la partie dans laquelle se fait l'injection.
- injecter → injecteren; inspuiten

injecter

verb

het inbrengen van een vloeistof in een gesloten vat of lichaam middels een holle naald
- injecteren → injecter

Cross Translation:

From	To	Via
• injecter	→ inspuiten; injecteren	↔ inject — to push or pump something in
• injecter	→ injecteren; inspuiten	↔ inject — to administer an injection to
• injecter	→ injecteren; inspuiten	↔ injizieren — Medizin: eine Flüssigkeit in den Körper einspritzen