Frans

Uitgebreide vertaling voor inscrit (Frans) in het Nederlands

inscrit:

inscrit bijvoeglijk naamwoord

  1. inscrit (annoncé)
    ingeschreven; aangemeld

inscrit [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'inscrit (inscrite)
    de ingeschrevene
  2. l'inscrit (inscrite)
    aangemelde
  3. l'inscrit (candidat d'examen; candidat)
    de examenkandidaat; de kandidaat
  4. l'inscrit
    de registrator

Vertaal Matrix voor inscrit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangemelde inscrit; inscrite
examenkandidaat candidat; candidat d'examen; inscrit
ingeschrevene inscrit; inscrite
kandidaat candidat; candidat d'examen; inscrit aspirant; candidat; postulant
registrator inscrit
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ingeschreven annoncé; inscrit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangemeld annoncé; inscrit

Synoniemen voor "inscrit":


inscrire:

inscrire werkwoord (inscris, inscrit, inscrivons, inscrivez, )

  1. inscrire (enregister)
    inschrijven; opgeven
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
  2. inscrire (faire inscrire; présenter; souscrire; inscrire pour; s'inscrire)
    aanmelden; subscriberen; opgeven; inschrijven; intekenen
    • aanmelden werkwoord (meld aan, meldt aan, meldde aan, meldden aan, aangemeld)
    • subscriberen werkwoord (subscribeer, subscribeert, subscribeerde, subscribeerden, gesubscribeerd)
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • intekenen werkwoord (teken in, tekent in, tekende in, tekenden in, ingetekend)
  3. inscrire (enregistrer)
    inboeken
    • inboeken werkwoord (boek in, boekt in, boekte in, boekten in, ingeboekt)
  4. inscrire (noter; enregister; register; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven werkwoord (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen werkwoord (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  5. inscrire (souscrire)
    inschrijven; intekenen
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • intekenen werkwoord (teken in, tekent in, tekende in, tekenden in, ingetekend)
  6. inscrire (noter; déclarer)
    noteren; opschrijven
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • opschrijven werkwoord (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
  7. inscrire (cadastrer)
    kadastreren; inschrijven
    • kadastreren werkwoord (kadastreer, kadastreert, kadastreerde, kadastreerden, gekadastreerd)
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
  8. inscrire
    aanmelden
    • aanmelden werkwoord (meld aan, meldt aan, meldde aan, meldden aan, aangemeld)

Conjugations for inscrire:

Présent
  1. inscris
  2. inscris
  3. inscrit
  4. inscrivons
  5. inscrivez
  6. inscrivent
imparfait
  1. inscrivais
  2. inscrivais
  3. inscrivait
  4. inscrivions
  5. inscriviez
  6. inscrivaient
passé simple
  1. inscrivis
  2. inscrivis
  3. inscrivit
  4. inscrivîmes
  5. inscrivîtes
  6. inscrivirent
futur simple
  1. inscrirai
  2. inscriras
  3. inscrira
  4. inscrirons
  5. inscrirez
  6. inscriront
subjonctif présent
  1. que j'inscrive
  2. que tu inscrives
  3. qu'il inscrive
  4. que nous inscrivions
  5. que vous inscriviez
  6. qu'ils inscrivent
conditionnel présent
  1. inscrirais
  2. inscrirais
  3. inscrirait
  4. inscririons
  5. inscririez
  6. inscriraient
passé composé
  1. ai inscrit
  2. as inscrit
  3. a inscrit
  4. avons inscrit
  5. avez inscrit
  6. ont inscrit
divers
  1. inscris!
  2. inscrivez!
  3. inscrivons!
  4. inscrit
  5. inscrivant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor inscrire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmelden enregistrement; immatriculation; inscription
boeken livres; romans
opgeven demander; prièr; requêter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmelden faire inscrire; inscrire; inscrire pour; présenter; s'inscrire; souscrire ouverture de session; ouvrir une session; s'abonner; s'enrôler; se connecter; se faire inscrire
boeken annoter; consigner; enregister; indexer; inscrire; noter; register consigner; coucher par écrit; imputation; mettre par écrit; mettre à l'écrit; validation
inboeken enregistrer; inscrire
inschrijven cadastrer; enregister; faire inscrire; inscrire; inscrire pour; présenter; s'inscrire; souscrire s'enrôler; se faire inscrire
intekenen faire inscrire; inscrire; inscrire pour; présenter; s'inscrire; souscrire
kadastreren cadastrer; inscrire
noteren annoter; consigner; déclarer; enregister; indexer; inscrire; noter; register consigner; coucher par écrit; mettre par écrit; mettre à l'écrit
opgeven enregister; faire inscrire; inscrire; inscrire pour; présenter; s'inscrire; souscrire abandonner; arrêter; capituler; cesser; céder; débrancher; débrayer; déconnecter; décrocher; défaire; dégrafer; déposer; déserter; désespérer; détacher; dételer; dévisser; laisser; laisser tomber; perdre l'espoir; rendre les armes; renoncer à; sacrifier; se livrer; se rendre; être éliminé
opschrijven annoter; consigner; déclarer; enregister; indexer; inscrire; noter; register
optekenen annoter; consigner; enregister; indexer; inscrire; noter; register consigner; coucher par écrit; mettre par écrit; mettre à l'écrit; noter
registreren annoter; consigner; enregister; indexer; inscrire; noter; register consigner; coucher par écrit; enregistrer; mettre par écrit; mettre à l'écrit; s'inscrire
subscriberen faire inscrire; inscrire; inscrire pour; présenter; s'inscrire; souscrire
vastleggen annoter; consigner; enregister; indexer; inscrire; noter; register aborder; accoster; amarrer; attacher; contracter; déposer de l'argent; effectuer des réservations; enchaîner; ficeler; fixer; lier; mettre; mettre à l'attache; signer; signer un contrat avec

Synoniemen voor "inscrire":


Wiktionary: inscrire

inscrire
verb
  1. écrire le nom de quelqu’un, ou prendre note, faire mention de quelque chose sur un registre, sur une liste, etc.
inscrire
verb
  1. een lidmaatschap of deelnemerschap schriftelijk vastleggen

Cross Translation:
FromToVia
inscrire aanmelden anmelden — sich eintragen lassen
inscrire tekenen; ondertekenen; inschrijven; intekenen; plaatsen zeichnen — (transitiv) unterzeichnen