Frans

Uitgebreide vertaling voor intervalle (Frans) in het Nederlands

intervalle:

intervalle [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'intervalle (intermittence)
    het interval
    • interval [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'intervalle (pause; récréation; détente; )
    de pauze; de tussenpoos; de onderbreking
  3. l'intervalle (pause; repos; heure du déjeuner; )
    de onderbreking; de pauze; de rustpauze; de verpozing; de tussenpoos
  4. l'intervalle
    de toonafstand
  5. l'intervalle (fissure; fente; crevasse; )
    de kloof; de tussenruimte; de uitsparing; de spleet; de opening
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tussenruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • spleet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. l'intervalle (intérim; intermittence; période; )
    het interim; de tussentijd; de tussenpoos
  7. l'intervalle (petit moment; passage du temps; laps de temps; )
    het poosje
    • poosje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor intervalle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interim interligne; intermittence; intervalle; intérim; pause; période; temps
interval intermittence; intervalle
kloof blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin crevasse; encoche; ravin
onderbreking distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; mi-temps; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos; récréation; temps d'arrêt; temps mort; trêve interférence; interruption; intervention; pause; répit; sursis; suspension
opening blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin amorce; baie; brèche; cannelure; carrière; commencement; coupe-feu; creux; crevasse; début; décollage; démarrage; départ; embrasure; encoche; entaille; entrebâillement; fente; fissure; fossé; gorge; gouffre; origine; ouverture; pare-feu; précipice; rainure; ravin; sillon; tranchée; trou; trouée
pauze distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; mi-temps; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos; récréation; temps d'arrêt; temps mort; trêve pause
poosje durée; espace de temps; intervalle; laps de temps; moment; passage du temps; petit moment; période; temps; terme; époque
rustpauze entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos temps de repos
spleet blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin
toonafstand intervalle
tussenpoos distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; interligne; intermittence; intervalle; intérim; mi-temps; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; période; relâchement; repos; récréation; temps; temps d'arrêt; temps mort; trêve
tussenruimte blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin
tussentijd interligne; intermittence; intervalle; intérim; pause; période; temps
uitsparing blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin crevasse; encoche
verpozing entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos délaissement; pause; relâche; répit; temps de repos

Synoniemen voor "intervalle":


Wiktionary: intervalle

intervalle
noun
  1. Période qui sépare un fait d’un autre
  2. distance d’un lieu à un autre.
intervalle
noun
  1. tussenperiode

Cross Translation:
FromToVia
intervalle interval interval — distance in space
intervalle interval interval — period of time
intervalle interval IntervallMusik: Abstand zwischen der Höhe zweier Ton