Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. intrigue:
  2. intriguer:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor intrigue (Frans) in het Nederlands

intrigue:

intrigue [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'intrigue (enchevêtrement; entrelacement)
    de plot; de verwikkeling; de intrige
    • plot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • intrige [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'intrigue (magouille; intrigues; conspiration)
    de intrige; het gekonkel; de konkelarij
  3. l'intrigue (conspiration; intrigues)
    samenzweren; komplotteren

Vertaal Matrix voor intrigue:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekonkel conspiration; intrigue; intrigues; magouille
intrige conspiration; enchevêtrement; entrelacement; intrigue; intrigues; magouille
komplotteren conspiration; intrigue; intrigues
konkelarij conspiration; intrigue; intrigues; magouille
plot enchevêtrement; entrelacement; intrigue
samenzweren conspiration; intrigue; intrigues
verwikkeling enchevêtrement; entrelacement; intrigue
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
samenzweren comploter; conjurer; conspirer

Synoniemen voor "intrigue":


Wiktionary: intrigue


Cross Translation:
FromToVia
intrigue intrige intrigue — plot or scheme

intrigue vorm van intriguer:

intriguer werkwoord (intrigue, intrigues, intriguons, intriguez, )

  1. intriguer (être curieux)
    benieuwen
    • benieuwen werkwoord (benieuw, benieuwt, benieuwde, benieuwden, benieuwd)
  2. intriguer (magouiller; grenouiller)
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

Conjugations for intriguer:

Présent
  1. intrigue
  2. intrigues
  3. intrigue
  4. intriguons
  5. intriguez
  6. intriguent
imparfait
  1. intriguais
  2. intriguais
  3. intriguait
  4. intriguions
  5. intriguiez
  6. intriguaient
passé simple
  1. intriguai
  2. intriguas
  3. intrigua
  4. intriguâmes
  5. intriguâtes
  6. intriguèrent
futur simple
  1. intriguerai
  2. intrigueras
  3. intriguera
  4. intriguerons
  5. intriguerez
  6. intrigueront
subjonctif présent
  1. que j'intrigue
  2. que tu intrigues
  3. qu'il intrigue
  4. que nous intriguions
  5. que vous intriguiez
  6. qu'ils intriguent
conditionnel présent
  1. intriguerais
  2. intriguerais
  3. intriguerait
  4. intriguerions
  5. intrigueriez
  6. intrigueraient
passé composé
  1. ai intrigué
  2. as intrigué
  3. a intrigué
  4. avons intrigué
  5. avez intrigué
  6. ont intrigué
divers
  1. intrigue!
  2. intriguez!
  3. intriguons!
  4. intrigué
  5. intriguant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor intriguer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kuipen barils
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
benieuwen intriguer; être curieux
intrigeren grenouiller; intriguer; magouiller captiver; enchaîner; fasciner; lier; ligoter; obséder; passer les menottes; prendre; relier; saisir
konkelen grenouiller; intriguer; magouiller
kuipen grenouiller; intriguer; magouiller

Synoniemen voor "intriguer":


Wiktionary: intriguer

intriguer
verb
  1. met slinkse streken te werk gaan

Cross Translation:
FromToVia
intriguer ontfutselen; ritselen finagle — (transitive) to obtain or achieve by indirect and usually deceitful methods

Verwante vertalingen van intrigue