Frans

Uitgebreide vertaling voor irritation (Frans) in het Nederlands

irritation:

irritation [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'irritation (mécontentement; agacement; déplaisir; contrariété; chiffonnement)
    de irritatie; de ergernis; de aanstoot; het misnoegen
  2. l'irritation (chatouillements)
    de kriebels; de irritatie; de prikkels
    • kriebels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • prikkels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. l'irritation (indignation; colère)
    de verontwaardiging; de verstoordheid
  4. l'irritation (agacement; énervement; irascibilité)
    de korzeligheid; de irritatie
  5. l'irritation (irascibilité; énervement; mauvaise humeur; )
    de lichtgeraaktheid; de prikkelbaarheid; de geprikkeldheid; de geraaktheid
  6. l'irritation (agacement; rancoeur; énervement)
    de ergernis; de wrevel; de irritatie
    • ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • wrevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor irritation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoot agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement
ergernis agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement; rancoeur; énervement affliction; agacement; calvaire; chagrin; châtiment; douleur; dérangement; embarras; ennui; gêne; inconvénient; mal; malheur; maussaderie; peine; souffrance; tourment; tristesse
geprikkeldheid agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement
geraaktheid agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement
irritatie agacement; chatouillements; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irascibilité; irritation; mécontentement; rancoeur; énervement
korzeligheid agacement; irascibilité; irritation; énervement
kriebels chatouillements; irritation
lichtgeraaktheid agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement excitabilité; hypersensibilité; irritabilité; sensiblerie
misnoegen agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement discorde; déplaisir; désaccord; malaise; mécontentement
prikkelbaarheid agacement; excitabilité; irascibilité; irritabilité; irritation; mauvaise humeur; raseur; susceptibilité; énervement excitabilité; irritabilité
prikkels chatouillements; irritation encouragements; stimuli; stimuli sexuels
verontwaardiging colère; indignation; irritation
verstoordheid colère; indignation; irritation amertume; rancoeur
wrevel agacement; irritation; rancoeur; énervement amertume; rancoeur

Synoniemen voor "irritation":


Wiktionary: irritation

irritation
noun
  1. een zaak die gevoelens van onvrede oproept

Cross Translation:
FromToVia
irritation huiduitslag; uitslag rash — of skin