Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. niaiser:


Frans

Uitgebreide vertaling voor niaiser (Frans) in het Nederlands

niaiser:

niaiser werkwoord

  1. niaiser (musarder)
    keutelen
    • keutelen werkwoord (keutel, keutelt, keutelde, keutelden, gekeuteld)
  2. niaiser (tripoter; bricoler maladroitement; bousiller; gâcher)
    knoeien; klunzen; klungelen; prutsen; stuntelen
    • knoeien werkwoord (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • klunzen werkwoord (kluns, klunst, klunsde, klunsden, geklunsd)
    • klungelen werkwoord (klungel, klungelt, klungelde, klungelden, geklungeld)
    • prutsen werkwoord (pruts, prutst, prutste, prutsten, geprutst)
    • stuntelen werkwoord (stuntel, stuntelt, stuntelde, stuntelden, gestunteld)

Vertaal Matrix voor niaiser:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keutelen musarder; niaiser
klungelen bousiller; bricoler maladroitement; gâcher; niaiser; tripoter
klunzen bousiller; bricoler maladroitement; gâcher; niaiser; tripoter
knoeien bousiller; bricoler maladroitement; gâcher; niaiser; tripoter barbouiller; bricoler; cochonner; faire des taches; faire n'importe quoi; farfouiller; gargouiller; goder; gâcher; patauger; salir; tacher; travailler sans soin; tripoter
prutsen bousiller; bricoler maladroitement; gâcher; niaiser; tripoter bousiller; bricoler; bâcler; tripoter
stuntelen bousiller; bricoler maladroitement; gâcher; niaiser; tripoter