Frans

Uitgebreide vertaling voor plouc (Frans) in het Nederlands

plouc:

plouc [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le plouc (cruche; nigaud; imbécile; dadais)
    de klootzak; de hufter
    • klootzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hufter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le plouc (agriculteur; paysan; fermier; )
    de boer; de agrariër
    • boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • agrariër [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le plouc (péquenot)
    de boerenlul; de hork; de lummel
    • boerenlul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hork [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lummel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. le plouc
    ongelikte beer
  5. le plouc (cutéreux; fermier; péquenot; paysan)
    de boerenkinkel
  6. le plouc (péquenot; rustre)
    de heikneuter
  7. le plouc (type insolent)
    brutale kerel

Vertaal Matrix voor plouc:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agrariër agriculteur; cultivateur; fermier; paysan; plouc; péquenot; rustre; valet de ferme
boer agriculteur; cultivateur; fermier; paysan; plouc; péquenot; rustre; valet de ferme agriculteur; cultivateur; fermier; homme grossier; homme rude; insolent; manant; paysan; personne insolente; renvoi; rustre; sauvage; éructation
boerenkinkel cutéreux; fermier; paysan; plouc; péquenot
boerenlul plouc; péquenot
brutale kerel plouc; type insolent
heikneuter plouc; péquenot; rustre
hork plouc; péquenot lourdaud
hufter cruche; dadais; imbécile; nigaud; plouc
klootzak cruche; dadais; imbécile; nigaud; plouc canaille; chien; con; conasse; crapule; fils de garce; idiot; mufle; méchant; raté; salaud; salop; salopard; vache
lummel plouc; péquenot butor; malotru; mufle; rustre
ongelikte beer plouc

Wiktionary: plouc

plouc
noun
  1. Péquenaud.
plouc
noun
  1. man die zich lomp, onbehouwen en/of aanstootgevend gedraagt

Cross Translation:
FromToVia
plouc boerenpummel; boerenkinkel; boerenlul; boer hick — country yokel or hillbilly