Frans

Uitgebreide vertaling voor purge (Frans) in het Nederlands

purge:

purge [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la purge
    purgeren; laxeren
    • purgeren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • laxeren [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. la purge (épuration)
    de zuiveringsactie

Vertaal Matrix voor purge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laxeren purge
purgeren purge
zuiveringsactie purge; épuration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laxeren purger; relâcher le ventre; relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif
purgeren purger; relâcher le ventre; relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif

Synoniemen voor "purge":


purger:

purger werkwoord (purge, purges, purgeons, purgez, )

  1. purger (purifier; nettoyer; épurer; laver)
    reinigen; kuisen; klaren; in zedelijk opzicht zuiveren; louteren
    • reinigen werkwoord (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • kuisen werkwoord (kuis, kuist, kuiste, kuisten, gekuist)
    • klaren werkwoord (klaar, klaart, klaarde, klaarden, geklaard)
    • louteren werkwoord (louter, loutert, louterde, louterden, gelouterd)
  2. purger (nettoyer; purifier; laver; )
    schoonmaken; zuiveren; reinigen; schoonpoetsen
    • schoonmaken werkwoord (maak schoon, maakt schoon, maakte schoon, maakten schoon, schoongemaakt)
    • zuiveren werkwoord (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • reinigen werkwoord (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • schoonpoetsen werkwoord (poets schoon, poetst schoon, poetste schoon, poetsten schoon, schoongepoetst)
  3. purger (relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif; relâcher le ventre)
    purgeren; laxeren
    • purgeren werkwoord (purgeer, purgeert, purgeerde, purgeerden, gepurgeerd)
    • laxeren werkwoord (laxeer, laxeert, laxeerde, laxeerden, gelaxeerd)

Conjugations for purger:

Présent
  1. purge
  2. purges
  3. purge
  4. purgeons
  5. purgez
  6. purgent
imparfait
  1. purgeais
  2. purgeais
  3. purgeait
  4. purgions
  5. purgiez
  6. purgeaient
passé simple
  1. purgeai
  2. purgeas
  3. purgea
  4. purgeâmes
  5. purgeâtes
  6. purgèrent
futur simple
  1. purgerai
  2. purgeras
  3. purgera
  4. purgerons
  5. purgerez
  6. purgeront
subjonctif présent
  1. que je purge
  2. que tu purges
  3. qu'il purge
  4. que nous purgions
  5. que vous purgiez
  6. qu'ils purgent
conditionnel présent
  1. purgerais
  2. purgerais
  3. purgerait
  4. purgerions
  5. purgeriez
  6. purgeraient
passé composé
  1. ai purgé
  2. as purgé
  3. a purgé
  4. avons purgé
  5. avez purgé
  6. ont purgé
divers
  1. purge!
  2. purgez!
  3. purgeons!
  4. purgé
  5. purgeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor purger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laxeren purge
purgeren purge
reinigen lavage; ménage; nettoyage; purification; rangement; épuration
schoonmaken ménage; nettoyage; purification; rangement; épuration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in zedelijk opzicht zuiveren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
klaren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer achever; déclarer; dédouaner; finir; régler; terminer
kuisen laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
laxeren purger; relâcher le ventre; relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif
louteren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
purgeren purger; relâcher le ventre; relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif
reinigen laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer nettoyer à fond
schoonmaken laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer nettoyer à fond
schoonpoetsen laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer
zuiveren laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver

Synoniemen voor "purger":