Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor quitter le port (Frans) in het Nederlands

quitter le port:

quitter le port werkwoord

  1. quitter le port (partir; prendre la mer; quitter; )
    verlaten; afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • verdwijnen werkwoord (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  2. quitter le port (prendre le large; prendre la mer; lever l'ancre)
    uitvaren; afvaren; van wal gaan
    • uitvaren werkwoord (vaar uit, vaart uit, voer uit, voeren uit, uitgevaren)
    • afvaren werkwoord (vaar af, vaart af, voer af, voeren af, afgevaren)
    • van wal gaan werkwoord (ga van wal, gaat van wal, ging van wal, gingen van wal, van wal gegaan)

Vertaal Matrix voor quitter le port:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaren appareillage; décollage; démarrage; départ
heengaan départ; fait de s'en aller
uitvaren appareillage; décollage; démarrage; départ
verdwijnen disparition; effacement
verlaten abandon; disparition
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreizen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner partir; quitter; s'en aller; s'envoler
afvaren lever l'ancre; prendre la mer; prendre le large; quitter le port contraster; décamper; faire bagage; partir; prendre la mer; s'en aller
heengaan embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner abandonner; abdiquer; agoniser; crever; dissoudre; décomposer; décéder; défaire; délier; démissionner; détacher; mourir; partir; périr; quitter; rendre l'âme; s'en aller; s'endormir; se désaffilier; se retirer; sortir; subdiviser; trépasser; être tué
uitvaren lever l'ancre; prendre la mer; prendre le large; quitter le port faire rage; fulminer; injurier; insulter; râler contre; sortir de ses gonds; tempêter; vociférer
van wal gaan lever l'ancre; prendre la mer; prendre le large; quitter le port embarquer
verdwijnen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner disparaître; s'évanouir
verlaten embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner abandonner; abdiquer; démissionner; partir; quitter; s'en aller; se désaffilier; se retirer; sortir
wegreizen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner partir; quitter; s'en aller; s'envoler
wegtrekken embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner partir; quitter; s'en aller; s'envoler
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten abandonné; délaissé; désolé

Verwante vertalingen van quitter le port