Frans

Uitgebreide vertaling voor réunion (Frans) in het Nederlands

réunion:

réunion [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la réunion (manifestation)
    de vergadering; de manifestatie; de bijeenkomst; de samenkomst; de zitting
  2. la réunion (délibération; conférence; concertation; )
    het overleg
    – het praten erover 1
    • overleg [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er was een overleg over dat probleem1
    de conferentie; de samenkomst; de beraadslaging
  3. la réunion
    het samenzijn
  4. la réunion
    de vergadering
  5. la réunion (séance; session)
    de seance; de sessie
    • seance [de ~] zelfstandig naamwoord
    • sessie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. la réunion (jonction; combinaison)
    de verbinding; de koppeling; de aaneensluiting
  7. la réunion (jonction; union; assemblage; liaison)
    de verbinding; de samenvoeging; aaneenvoeging
  8. la réunion (assemblage; composition)
    de samenvoeging; bijeenlegging
  9. la réunion (rassemblement; union)
    samendoen

Vertaal Matrix voor réunion:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneensluiting combinaison; jonction; réunion
aaneenvoeging assemblage; jonction; liaison; réunion; union
beraadslaging assemblée; concertation; conférence; congrès; conseil; délibération; négociation; réunion; séance
bijeenkomst manifestation; réunion conférence; congrès
bijeenlegging assemblage; composition; réunion
conferentie assemblée; concertation; conférence; congrès; conseil; délibération; négociation; réunion; séance
koppeling combinaison; jonction; réunion accouplement; assemblage; association; combinaison; connexion; embrayage; enclenchement; jonction; liaison; liaison OLE/DDE; raccord; raccordement
manifestatie manifestation; réunion démonstration; manifestation
overleg assemblée; concertation; conférence; congrès; conseil; délibération; négociation; réunion; séance
samendoen rassemblement; réunion; union
samenkomst assemblée; concertation; conférence; congrès; conseil; délibération; manifestation; négociation; réunion; séance affluence; attroupement; masse
samenvoeging assemblage; composition; jonction; liaison; réunion; union addition; assemblage; composition; construction; cumul; embranchement; enchaînement; fixation; installation; joint; jonction; mise en place; montage; placement; positionnement; raccord; somme; soudure; succession
samenzijn réunion
seance réunion; session; séance
sessie réunion; session; séance Session de partage; session
verbinding assemblage; combinaison; jonction; liaison; réunion; union Raccordement; accouplement; affinité; analogie; assemblage; cohérence; cohésion; combinaison; communication; connexion; consistance; contact; corrélation; interaction; interface; joint; jonction; le rapport; liaison; lien; ligne téléphonique; parenté; raccord; rapport; relation; réciprocité; soudure
vergadering manifestation; réunion conférence; conférence Web
zitting manifestation; réunion
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
samendoen s'associer

Synoniemen voor "réunion":


Wiktionary: réunion

réunion
noun
  1. action de rapprocher, de réunir des parties qui avaient été diviser, désunir, isolées, ou résultat de cette action.
réunion
noun
  1. het bij elkaar komen van een groep van personen
  2. een bijeenkomst

Cross Translation:
FromToVia
réunion bijeenkomst; overleg; beraad; samenkomst; ontmoeting; treffen; zitting; vergadering meeting — gathering for a purpose
réunion vergadering meeting — gathering among business people to discuss their business
réunion reünie reunion — the process or act of reuniting
réunion vereniging union — in set theory
réunion samenkomst Zusammenkunft — das Treffen mehrer Menschen, um etwas bestimmtes zu tun

Verwante vertalingen van réunion