Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. recalculer:
  2. Gebruikers suggesties voor recalculer:
    • herberekenen


Frans

Uitgebreide vertaling voor recalculer (Frans) in het Nederlands

recalculer:

recalculer werkwoord (recalcule, recalcules, recalculons, recalculez, )

  1. recalculer (contrôler; vérifier; réviser; )
    controleren; nakijken; nagaan
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • nakijken werkwoord (kijk na, kijkt na, keek na, keken na, nagekeken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
  2. recalculer (vérifier les comptes)
    hertellen
  3. recalculer (refaire le calcul)
    controleren; narekenen; natellen
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • narekenen werkwoord (reken na, rekent na, rekende na, rekenden na, nagerekend)
    • natellen werkwoord (tel na, telt na, telde na, telden na, nageteld)

Conjugations for recalculer:

Présent
  1. recalcule
  2. recalcules
  3. recalcule
  4. recalculons
  5. recalculez
  6. recalculent
imparfait
  1. recalculais
  2. recalculais
  3. recalculait
  4. recalculions
  5. recalculiez
  6. recalculaient
passé simple
  1. recalculai
  2. recalculas
  3. recalcula
  4. recalculâmes
  5. recalculâtes
  6. recalculèrent
futur simple
  1. recalculerai
  2. recalculeras
  3. recalculera
  4. recalculerons
  5. recalculerez
  6. recalculeront
subjonctif présent
  1. que je recalcule
  2. que tu recalcules
  3. qu'il recalcule
  4. que nous recalculions
  5. que vous recalculiez
  6. qu'ils recalculent
conditionnel présent
  1. recalculerais
  2. recalculerais
  3. recalculerait
  4. recalculerions
  5. recalculeriez
  6. recalculeraient
passé composé
  1. ai recalculé
  2. as recalculé
  3. a recalculé
  4. avons recalculé
  5. avez recalculé
  6. ont recalculé
divers
  1. recalcule!
  2. recalculez!
  3. recalculons!
  4. recalculé
  5. recalculant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor recalculer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controleren audit; contrôle
natellen recalcul
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controleren contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; refaire le calcul; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier audit; contrôler; examiner; faire une inspection de; inspecter; parcourir; vérifier
hertellen recalculer; vérifier les comptes
nagaan contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier contrôler; examiner; vérifier
nakijken contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier revoir; réviser
narekenen recalculer; refaire le calcul
natellen recalculer; refaire le calcul