Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal reporter

Vertaal reporter van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reporter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor reporter (Frans) in het Nederlands

reporter:

reporter werkwoord (reporte, reportes, reportons, reportez, )

  1. reporter (faire traîner les choses en longueur; ajourner; repousser; renvoyer; temporiser)
    uitstellen; verschuiven; vertragen; opschuiven; opschorten; voor zich uitschuiven; rekken
    • uitstellen werkwoord (stel uit, stelt uit, stelde uit, stelden uit, uitgesteld)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • vertragen werkwoord (vertraag, vertraagt, vertraagde, vertraagden, vertraagd)
    • opschuiven werkwoord (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • opschorten werkwoord (schort op, schortte op, schortten op, opgeschort)
    • rekken werkwoord (rek, rekt, rekte, rekten, gerekt)
  2. reporter (rapporter; ramener; trouver; tracer)
    terecht brengen
  3. reporter (ajourner; renvoyer; remettre)
    verdagen
    • verdagen werkwoord (verdaag, verdaagt, verdaagde, verdaagden, verdaagd)
  4. reporter
    samenvouwen
    • samenvouwen werkwoord (vouw samen, vouwt samen, vouwde samen, vouwden samen, samengevouwd)

Conjugations for reporter:

Présent
  1. reporte
  2. reportes
  3. reporte
  4. reportons
  5. reportez
  6. reportent
imparfait
  1. reportais
  2. reportais
  3. reportait
  4. reportions
  5. reportiez
  6. reportaient
passé simple
  1. reportai
  2. reportas
  3. reporta
  4. reportâmes
  5. reportâtes
  6. reportèrent
futur simple
  1. reporterai
  2. reporteras
  3. reportera
  4. reporterons
  5. reporterez
  6. reporteront
subjonctif présent
  1. que je reporte
  2. que tu reportes
  3. qu'il reporte
  4. que nous reportions
  5. que vous reportiez
  6. qu'ils reportent
conditionnel présent
  1. reporterais
  2. reporterais
  3. reporterait
  4. reporterions
  5. reporteriez
  6. reporteraient
passé composé
  1. ai reporté
  2. as reporté
  3. a reporté
  4. avons reporté
  5. avez reporté
  6. ont reporté
divers
  1. reporte!
  2. reportez!
  3. reportons!
  5. reporté
  6. reportant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

reporter [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le reporter (envoyé spécial; correspondant; commentateur; )
    de rapporteur; de journalist; de referent; de correspondent; de reporter; de verslaggever; de berichtgever; de commentator
  2. le reporter (envoyé spécial)
    de journaliste; de verslaggeefster; reportster

Vertaal Matrix voor reporter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berichtgever chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur
commentator chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur
correspondent chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur correspondant
journalist chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur journaliste
journaliste envoyé spécial; reporter
rapporteur chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur
referent chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur
reporter chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur journaliste
reportster envoyé spécial; reporter
verslaggeefster envoyé spécial; reporter
verslaggever chroniqueur; commentateur; correspondant; envoyé spécial; informateur; rapporteur; reporter; tuyauteur journaliste
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschorten ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser
opschuiven ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser avancer; déplacer; pousser; pousser en avant; repousser
rekken ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser allonger; ralentir; retarder; s'étendre; serrer; temporiser; tendre; étendre; étirer
samenvouwen reporter plier
terecht brengen ramener; rapporter; reporter; tracer; trouver
uitstellen ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser différer; répéter
verdagen ajourner; remettre; renvoyer; reporter
verschuiven ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser déplacer; faire coulisser; repousser; transférer; transposer
vertragen ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser arrêter; attarder; cesser; ralentir; retarder; temporiser
voor zich uitschuiven ajourner; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser faire coulisser; repousser
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
samenvouwen réduire

Synoniemen voor "reporter":


Wiktionary: reporter

reporter
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
Cross Translation:
FromToVia
• reporter → verslaggever ↔ reporter — journalist
• reporter → overbrengen; voeren; vervoeren; transporteren ↔ transport — carry or bear from one place to another

Verwante vertalingen van reporter







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0378 seconde
Page rendered in 1.0 seconds