Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. s'habituer:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor s'habituer (Frans) in het Nederlands

s'habituer:

s'habituer werkwoord

  1. s'habituer (s'accoutumer à; habituer; accoutumer; )
    gewennen
    • gewennen werkwoord (gewen, gewent, gewende, gewenden, gewend)
  2. s'habituer (s'intégrer; acclimater; s'adapter; naturaliser; s'acclimater)
    gewend raken; inburgeren
    • gewend raken werkwoord (raak gewend, raakt gewend, raakte gewend, raakten gewend, gewend geraakt)
    • inburgeren werkwoord (burger in, burgert in, burgerde in, burgerden in, ingeburgerd)
  3. s'habituer (se familiariser; apprendre; accoutumer; habituer; s'accoutumer)
    eigenmaken; aanwennen; gewend raken; leren
    • eigenmaken werkwoord (maak eigen, maakt eigen, maakte eigen, maakten eigen, eigengemaakt)
    • aanwennen werkwoord (wen aan, went aan, wende aan, wenden aan, aangewend)
    • gewend raken werkwoord (raak gewend, raakt gewend, raakte gewend, raakten gewend, gewend geraakt)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)

Vertaal Matrix voor s'habituer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leren action d'étudier
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwennen accoutumer; apprendre; habituer; s'accoutumer; s'habituer; se familiariser
eigenmaken accoutumer; apprendre; habituer; s'accoutumer; s'habituer; se familiariser
gewend raken acclimater; accoutumer; apprendre; habituer; naturaliser; s'acclimater; s'accoutumer; s'adapter; s'habituer; s'intégrer; se familiariser
gewennen accoutumer; habituer; habituer à; prendre l'habitude; s'accoutumer; s'accoutumer à; s'habituer; s'habituer à; se familiariser
inburgeren acclimater; naturaliser; s'acclimater; s'adapter; s'habituer; s'intégrer
leren accoutumer; apprendre; habituer; s'accoutumer; s'habituer; se familiariser apprendre; enseigner; faire des études; faire l'apprentissage de; former; instruire; prendre communication; prendre connaissance; recevoir communication; s'entraîner à; s'initier à; s'instruire; se mettre au courant; travailler; éduquer; étudier

Wiktionary: s'habituer

s'habituer
verb
  1. gewoon worden, vertrouwd raken

Verwante vertalingen van s'habituer