Salarié in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

salarié:
- werknemer; medewerker; personeelslid; klerk; arbeidskracht; arbeider; werkkracht; werkman; werker; loontrekker; loonarbeider; werknemer in loondienst; employé
- loontrekkend; bezoldigd

Frans

Uitgebreide vertaling voor salarié (Frans) in het Nederlands

le salarié (membre du personnel; employé; assistant; clerc)
de werknemer; de medewerker; het personeelslid; de klerk; de arbeidskracht; de arbeider; de werkkracht
- werknemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- medewerker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- personeelslid [het ~] zelfstandig naamwoord
- klerk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- arbeidskracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- arbeider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- werkkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
le salarié (ouvrier; travailleur; employé)
de werkman; de arbeider; de werkkracht; de werker
- werkman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- arbeider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- werkkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- werker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le salarié (employé; travailleur; ouvrier; main-d'oeuvre)
de werknemer; de arbeidskracht; de werkkracht
- werknemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- arbeidskracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- werkkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
le salarié
de loontrekker
- loontrekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le salarié
de loonarbeider
- loonarbeider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le salarié
werknemer in loondienst
- werknemer in loondienst
le salarié (employé)
de employé
- employé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

salarié
loontrekkend; bezoldigd
- loontrekkend bijvoeglijk naamwoord
- bezoldigd bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arbeider	assistant; clerc; employé; membre du personnel; ouvrier; salarié; travailleur	ouvrier
arbeidskracht	assistant; clerc; employé; main-d'oeuvre; membre du personnel; ouvrier; salarié; travailleur	capacité de travail; productivité; vitalité; zèle; énergie
employé	employé; salarié	employé
klerk	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	assistant de bureau; clerc; commis; employé de bureau; secrétaire
loonarbeider	salarié
loontrekker	salarié
medewerker	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	collaborateur
personeelslid	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié
werker	employé; ouvrier; salarié; travailleur
werkkracht	assistant; clerc; employé; main-d'oeuvre; membre du personnel; ouvrier; salarié; travailleur	capacité de travail; productivité; vitalité; zèle; énergie
werkman	employé; ouvrier; salarié; travailleur
werknemer	assistant; clerc; employé; main-d'oeuvre; membre du personnel; ouvrier; salarié; travailleur	employé
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
loontrekkend	salarié
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
werknemer in loondienst	salarié
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bezoldigd	salarié