Théâtre in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

théâtre:
- theater; schouwburg; aanstellerij; toneel; toneelstuk; stuk; schouwspel; drama; toneelwezen
Wiktionary:
- théâtre → schouwburg, theater, toneel, toneelwezen
- théâtre → theater

Frans

Uitgebreide vertaling voor théâtre (Frans) in het Nederlands

le théâtre
het theater; de schouwburg
- theater [het ~] zelfstandig naamwoord
- schouwburg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le théâtre (affectation; comédie; action; manières; chichi; artifice; maniérisme; titre; portion)
de aanstellerij; het toneel
- aanstellerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- toneel [het ~] zelfstandig naamwoord
le théâtre (pièce de théâtre; drame; tragédie; comédie; spectacle)
het toneelstuk; het stuk; het schouwspel; het drama
- toneelstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- stuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- schouwspel [het ~] zelfstandig naamwoord
- drama [het ~] zelfstandig naamwoord
le théâtre (monde du théâtre)
toneelwezen
- toneelwezen [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanstellerij	action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre
drama	comédie; drame; pièce de théâtre; spectacle; théâtre; tragédie
schouwburg	théâtre
schouwspel	comédie; drame; pièce de théâtre; spectacle; théâtre; tragédie	pièce à grand spectacle; revue à grand spectacle; scène; spectacle; vue
stuk	comédie; drame; pièce de théâtre; spectacle; théâtre; tragédie	action; article; artillerie; beau morceau; bel homme; branche; canon; canons; catégorie; châssis; composant; fille du tonnerre; fraction; fragment; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; jolie femme; membre; morceau; part; partie; portion; publication; ration; rayon; section; segment; titre; type épatant; élément de base
theater	théâtre
toneel	action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre	podium; scène
toneelstuk	comédie; drame; pièce de théâtre; spectacle; théâtre; tragédie
toneelwezen	monde du théâtre; théâtre
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stuk		abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; dans un état triste; déchiré; défectueux; délabré; détraqué; détérioré; dévoré; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en panne; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; hors d'usage; hors de service; lacéré; rompu; troué; variolé

théâtre

noun

théâtre

noun

een uitgaansgelegenheid waar theatervoorstellingen gegeven worden
- theater → théâtre

Cross Translation:

From	To	Via
• théâtre	→ theater	↔ Theater — eine Schauspielstätte
• théâtre	→ theater	↔ theater — place or building