Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. torpeur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor torpeur (Frans) in het Nederlands

torpeur:

torpeur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la torpeur (évanouissement; défaillance; anesthésie; griserie; étourdissement)
    de bedwelming; de versuffing; de flauwte; zwijm
    • bedwelming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • versuffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • flauwte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwijm [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor torpeur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedwelming anesthésie; défaillance; griserie; torpeur; étourdissement; évanouissement
flauwte anesthésie; défaillance; griserie; torpeur; étourdissement; évanouissement défaillance; faiblesse; pâmoison; syncope; évanouissement
versuffing anesthésie; défaillance; griserie; torpeur; étourdissement; évanouissement
zwijm anesthésie; défaillance; griserie; torpeur; étourdissement; évanouissement défaillance; faiblesse; pâmoison; syncope; évanouissement

Synoniemen voor "torpeur":


Wiktionary: torpeur

torpeur
noun
  1. médecine|fr zoologie|fr engourdissement, somnolence, ralentissement des fonctions vitales.

Cross Translation:
FromToVia
torpeur verstarring; letargie torpor — being inactive or stuporous