Frans

Uitgebreide vertaling voor tort (Frans) in het Nederlands

tort:

tort [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le tort (injustice; iniquité)
    het ongelijk; het onrecht
    • ongelijk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onrecht [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le tort (injustice; iniquité)
    de onrechtvaardigheid; het onrecht; de onbillijkheid; de ongerechtigheid
  3. le tort (dommage; dégât; perte; )
    de schade; het verlies; de afbreuk
    • schade [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verlies [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afbreuk [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. le tort (préjudice)
    de benadeling
  5. le tort (défaite; échec; perte; )
    de nederlaag; overwonnen-worden; het verlies
  6. le tort (manque d'égards)
    de achterstelling

Vertaal Matrix voor tort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterstelling manque d'égards; tort
afbreuk avarie; dommage; dégât; désavantage; détriment; endommagement; perte; tort
benadeling préjudice; tort
nederlaag défaite; détriment; fiasco; insuccès; perte; tort; échec
onbillijkheid iniquité; injustice; tort
ongelijk iniquité; injustice; tort
ongerechtigheid iniquité; injustice; tort
onrecht iniquité; injustice; tort
onrechtvaardigheid iniquité; injustice; tort
overwonnen-worden défaite; détriment; fiasco; insuccès; perte; tort; échec
schade avarie; dommage; dégât; désavantage; détriment; endommagement; perte; tort dommage; défaite; dégradation; dégât; détriment; détérioration; endommagement
verlies avarie; dommage; défaite; dégât; désavantage; détriment; endommagement; fiasco; insuccès; perte; tort; échec avarie; dommage; défaite; dégât; déprédation; détriment; perte

Synoniemen voor "tort":


Wiktionary: tort

tort
noun
  1. État de celui qui n’a pas le droit, la raison de son côté. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
tort schade harm — injury; hurt; damage; detriment; misfortune

Verwante vertalingen van tort