Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tortures:
  2. torturer:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor tortures (Frans) in het Nederlands

tortures:

tortures [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tortures (tourments; atrocités; misères; horreurs; épouvantes)
    de kwellingen; de plagen; de rampen; de verschrikkingen

Vertaal Matrix voor tortures:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwellingen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
plagen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
rampen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
verschrikkingen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen agacer; assommer; asticoter; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; harceler; importuner; incommoder; intimider; irriter; maltraiter; rudoyer; taquiner; tyranniser

tortures vorm van torturer:

torturer werkwoord (torture, tortures, torturons, torturez, )

  1. torturer (tourmenter; martyriser; faire tort à; blesser; tenailler)
    martelen; kwellen; folteren; pijnigen
    • martelen werkwoord (martel, martelt, martelde, martelden, gemarteld)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • folteren werkwoord (folter, foltert, folterde, folterden, gefolterd)
    • pijnigen werkwoord (pijnig, pijnigt, pijnigde, pijnigden, gepijnigd)
  2. torturer (tordre; déformer)
    verdraaien
    • verdraaien werkwoord (verdraai, verdraait, verdraaide, verdraaiden, verdraaid)

Conjugations for torturer:

Présent
  1. torture
  2. tortures
  3. torture
  4. torturons
  5. torturez
  6. torturent
imparfait
  1. torturais
  2. torturais
  3. torturait
  4. torturions
  5. torturiez
  6. torturaient
passé simple
  1. torturai
  2. torturas
  3. tortura
  4. torturâmes
  5. torturâtes
  6. torturèrent
futur simple
  1. torturerai
  2. tortureras
  3. torturera
  4. torturerons
  5. torturerez
  6. tortureront
subjonctif présent
  1. que je torture
  2. que tu tortures
  3. qu'il torture
  4. que nous torturions
  5. que vous torturiez
  6. qu'ils torturent
conditionnel présent
  1. torturerais
  2. torturerais
  3. torturerait
  4. torturerions
  5. tortureriez
  6. tortureraient
passé composé
  1. ai torturé
  2. as torturé
  3. a torturé
  4. avons torturé
  5. avez torturé
  6. ont torturé
divers
  1. torture!
  2. torturez!
  3. torturons!
  4. torturé
  5. torturant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor torturer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
folteren blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter
kwellen blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
martelen blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter
pijnigen blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter malmener; maltraiter; molester; rudoyer
verdraaien déformer; tordre; torturer

Synoniemen voor "torturer":


Wiktionary: torturer

torturer
verb
  1. een gevangene onderwerpen aan lichamelijke en/of geestelijke pijniging, voornamelijk teneinde informatie los te krijgen
  2. het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand

Cross Translation:
FromToVia
torturer martelen; folteren torture — to intentionally inflict unnecessary pain or suffering on helpless victims