Frans

Uitgebreide vertaling voor tourner (Frans) in het Nederlands

tourner:

tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, )

  1. tourner (virer; détourner)
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  2. tourner (intervertir; inverser; retourner)
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  3. tourner (virer; faire tourner; faire virer)
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  4. tourner (retourner; convertir)
    omkeren; iets omdraaien
  5. tourner (rouler; pivoter; faire un mouvement de rotation; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  6. tourner (se retourner; retourner; rentrer; )
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  7. tourner (remuer; battre; agiter; )
    roeren; omroeren
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • omroeren werkwoord (roer om, roert om, roerde om, roerden om, omgeroerd)
  8. tourner (pirouetter)
    draaien; tollen; rondtollen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • tollen werkwoord (tol, tolt, tolde, tolden, getold)
    • rondtollen werkwoord (tol rond, tolt rond, tolde rond, tolden rond, rondgetold)
  9. tourner (formuler; phraser; envelopper; présenter)
    inkleden
    • inkleden werkwoord (kleed in, kleedt in, kleedde in, kleedden in, ingekleed)
  10. tourner (retourner)
    omwenden
    • omwenden werkwoord (wend om, wendt om, wendde om, wendden om, omgewend)
  11. tourner (ouvrir; déverrouiller; desserrer; )
    openen; ontsluiten; opendraaien
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
    • ontsluiten werkwoord (ontsluit, ontsloot, ontsloten, ontsloten)
    • opendraaien werkwoord (draai open, draait open, draaide open, draaiden open, opengedraaid)
  12. tourner (osciller; agiter; virer; )
    zwaaien; heen en weer zwaaien; slingeren; zwenken
    • zwaaien werkwoord (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
    • slingeren werkwoord (slinger, slingert, slingerde, slingerden, geslingerd)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  13. tourner (pivoter)
    rondwentelen
    • rondwentelen werkwoord (wentel rond, wentelt rond, wentelde rond, wentelden rond, rondgewenteld)
  14. tourner (enfiler; faire virer; lacer; virer de bord)
    aaneenrijgen; rijgen
  15. tourner
    omzwaaien
    • omzwaaien werkwoord (zwaai om, zwaait om, zwaaide om, zwaaiden om, omgezwaaid)
  16. tourner (se détourner)
  17. tourner (avoir la tête qui tourne)
    duizelen; in de war maken
    • duizelen werkwoord (duizel, duizelt, duizelde, duizelden, geduizeld)
    • in de war maken werkwoord (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)

Conjugations for tourner:

Présent
  1. tourne
  2. tournes
  3. tourne
  4. tournons
  5. tournez
  6. tournent
imparfait
  1. tournais
  2. tournais
  3. tournait
  4. tournions
  5. tourniez
  6. tournaient
passé simple
  1. tournai
  2. tournas
  3. tourna
  4. tournâmes
  5. tournâtes
  6. tournèrent
futur simple
  1. tournerai
  2. tourneras
  3. tournera
  4. tournerons
  5. tournerez
  6. tourneront
subjonctif présent
  1. que je tourne
  2. que tu tournes
  3. qu'il tourne
  4. que nous tournions
  5. que vous tourniez
  6. qu'ils tournent
conditionnel présent
  1. tournerais
  2. tournerais
  3. tournerait
  4. tournerions
  5. tourneriez
  6. tourneraient
passé composé
  1. ai tourné
  2. as tourné
  3. a tourné
  4. avons tourné
  5. avez tourné
  6. ont tourné
divers
  1. tourne!
  2. tournez!
  3. tournons!
  4. tourné
  5. tournant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tourner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien conversions; rotation
ontsluiten dilatation; ouverture
wegdraaien détournement
zwenken conversions; rotation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneenrijgen enfiler; faire virer; lacer; tourner; virer de bord
draaien convertir; détourner; faire tourner; faire un mouvement de rotation; faire virer; graviter autour; intervertir; inverser; pirouetter; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer; virer faire pivoter; rotation; tourbillonner; tournoyer
duizelen avoir la tête qui tourne; tourner
heen en weer zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; osciller; se balancer
iets omdraaien convertir; retourner; tourner
in de war maken avoir la tête qui tourne; tourner mettre en désordre
inkleden envelopper; formuler; phraser; présenter; tourner
kantelen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; se renverser; tremper
keren aller de retour; aller en arrière; détourner; faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner; virer
omdraaien intervertir; inverser; retourner; tourner
omkeren aller de retour; aller en arrière; convertir; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner faire demi-tour; feuilleter; inverser; rentrer; retourner; revenir; se retourner
omroeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner
omwenden retourner; tourner
omzwaaien tourner
ontsluiten desserrer; déboucher; déboulonner; déverrouiller; dévisser; ouvrir; tourner déboutonner; découvrir; dénouer; déverrouiller; exposer; mettre à nu; ouvrir
opendraaien desserrer; déboucher; déboulonner; déverrouiller; dévisser; ouvrir; tourner
openen desserrer; déboucher; déboulonner; déverrouiller; dévisser; ouvrir; tourner aborder; agrandir; avancer; construire; construire en plus; déboutonner; découvrir; démarrer; dénouer; développer; déverrouiller; enfler; entamer; entamer la conversation; exposer; frayer; gonfler; grossir; inaugurer; introduire; lancer; lever; mettre en marche; mettre sur la table; mettre sur le tapis; mettre à nu; ouvrir; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion; prendre du poids; proposer; publier; rajouter une aile; rendre accessible; rendre public; révéler; s'amplifier; s'enfler; se dilater; élargir; étendre; évaser
rijgen enfiler; faire virer; lacer; tourner; virer de bord attacher; enfiler; lacer
roeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner actionner; agiter; déplacer; mixer; mélanger; remuer; transférer; transposer
rollen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
ronddraaien convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer tourbillonner; tournoyer
rondtollen pirouetter; tourner
rondwentelen pivoter; tourner
roteren convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
slingeren agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; jeter; osciller; pendiller; se balancer; traîner
teruggaan aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner amoindrir; baisser; dater de; diminuer; décliner; décroître; pourrir; périr; remonter à; réduire; sombrer
tollen pirouetter; tourner
wegdraaien se détourner; tourner
wenden détourner; faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; retourner; tourner; virer
wentelen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer faire au revoir de la main; faire signe de la main; faire signe à; saluer; saluer de la main
zwenken agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; détourner; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer faire volte-face; obliquer; s'écarter; s'écarter brusquement

Synoniemen voor "tourner":


Wiktionary: tourner

tourner
verb
  1. Se mouvoir en rond, circulairement
  2. Se mouvoir dans une autre direction
  3. Façonner avec un tour
  4. Traductions à trier suivant le sens
tourner
verb
  1. iets in werking stellen
  2. van richting veranderen
  3. beelden van iets vastleggen op film
  4. twee zijden van iets van plaats doen verwisselen
  5. de andere zijde boven- of voorleggen
  6. draaien om een as
  7. zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt

Cross Translation:
FromToVia
tourner draaien lathe — to shape with a lathe
tourner spelen; afspelen play — use a device to hear (a recording)
tourner roteren rotate — to spin, turn, or revolve
tourner bederven spoil — become sour or rancid, to decay
tourner tournee tour — to make a journey
tourner draaien turn — move around an axis through itself
tourner draaien turn — change the direction or orientation of (something)
tourner afslaan turn — change one's direction of travel
tourner winden; wikkelen wind — turn coils of something around
tourner werken; lopen laufenvon technischen Einrichtungen und: funktionstüchtig sein oder angeschaltet sein
tourner omdraaien umdrehen — (transitiv): etwas im Bogen von einer Seite auf die andere Seite bewegen
tourner vermijden umgehen — ein physisches Hindernis umgehen, einen Umweg nehmen, aber auch mit übertragener Bedeutung: etwas auf eine umständliche Weise erledigen, weil die normale, einfache Weise aus irgendeinem Grunde in diesem Falle nicht funktioniert

Verwante vertalingen van tourner