Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal trouble

Vertaal trouble van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trouble:
  2. troubler:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor trouble (Frans) in het Nederlands

trouble:

trouble bijvoeglijk naamwoord

  1. trouble (boueux; fangeux)
    troebel; onzuiver; drabbig; troebelachtig
  2. trouble (vague; indistinct; peu clair)
    troebel; onduidelijk; onklaar; niet helder; vaag; onhelder; niet duidelijk
  3. trouble (limoneux; fangeux; vaseux; boueux; marécageux)
    modderig; drassig; pruttig; baggerig; slibberig; slijkerig; drabbig; slibachtig

trouble [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le trouble (bagarre; révolte; émeute; )
    de opstand; de rel; het opstootje; het oproer; het vuistgevecht; het volksoproer
    • opstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstootje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • oproer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vuistgevecht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • volksoproer [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le trouble (chaos; désordre; pagaille; anarchie)
    de wanorde; de wanordelijkheid; het zooitje
  3. le trouble (perplexité; confusion; affolement; )
    de verbijstering; ontsteldheid; de verbouwereerdheid

Vertaal Matrix voor trouble:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontsteldheid affolement; ahurissement; confusion; déconcertation; embrouillement; perplexité; trouble; ébahissement; égarement
oproer agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute
opstand agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute agitation; insurrection; opposition; rébellion; résistance; révolte; émeute
opstootje agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute atteinte à l'ordre public; chahut; désordre; interférence; interruption
rel agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute atteinte à l'ordre public; chahut; désordre; interférence; interruption
verbijstering affolement; ahurissement; confusion; déconcertation; embrouillement; perplexité; trouble; ébahissement; égarement effroi; frayeur; peur; terreur
verbouwereerdheid affolement; ahurissement; confusion; déconcertation; embrouillement; perplexité; trouble; ébahissement; égarement
volksoproer agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute
vuistgevecht agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute combat de boxe; match de boxe
wanorde anarchie; chaos; désordre; pagaille; trouble bordel; chaos; chienlit; confusion; désordre; embrouillage; pagaille; pagaïe
wanordelijkheid anarchie; chaos; désordre; pagaille; trouble bordel; chaos; chienlit; confusion; désordre; embrouillage; négligence; pagaille; pagaïe
zooitje anarchie; chaos; désordre; pagaille; trouble
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drabbig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux vaseux
drassig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux marécageuse; marécageux; tourbeux
modderig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
onduidelijk indistinct; peu clair; trouble; vague confus; flou; indistinct; louche; obscur; pas clair; vague; vaguement; vaporeusement; vaporeux; voilé
onhelder indistinct; peu clair; trouble; vague brumeuse; brumeux; estompé; flou; nébuleuse; nébuleux; vague; vaguement; vaporeusement; vaporeux; voilé
onklaar indistinct; peu clair; trouble; vague brisé; cassé; défectueux; en dérangement; en panne; en pièces; hors d'usage; hors de service
onzuiver boueux; fangeux; trouble vaseux
slibberig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
troebel boueux; fangeux; indistinct; peu clair; trouble; vague flou; vaseux
vaag indistinct; peu clair; trouble; vague estompé; flou; indistinct; pas clair; vague; vaguement; vaguement visible; vaporeusement; vaporeux; voilé
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baggerig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
niet duidelijk indistinct; peu clair; trouble; vague
niet helder indistinct; peu clair; trouble; vague blême; flou; indistinct; mat; pas clair; terne; vague
pruttig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
slibachtig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
slijkerig boueux; fangeux; limoneux; marécageux; trouble; vaseux
troebelachtig boueux; fangeux; trouble vaseux

Synoniemen voor "trouble":


Wiktionary: trouble

Cross Translation:
FromToVia
• trouble → stoornis ↔ disorder — physical or psychical malfunction
• trouble → troebele; troebel ↔ murky — hard to see through

troubler:

troubler werkwoord (trouble, troubles, troublons, troublez, )

  1. troubler (déranger; perturber; interrompre; )
    verstoren; vertoornen
    • verstoren werkwoord (verstoor, verstoort, verstoorde, verstoorden, verstoord)
    • vertoornen werkwoord (vertoorn, vertoornt, vertoornde, vertoornden, vertoornd)
  2. troubler
    vertroebelen; troebel maken
    • vertroebelen werkwoord (vertroebel, vertroebelt, vertroebelde, vertroebelden, vertroebeld)
    • troebel maken werkwoord (maak troebel, maakt troebel, maakte troebel, maakten troebel, troebel gemaakt)
  3. troubler
    verstoren
    • verstoren werkwoord (verstoor, verstoort, verstoorde, verstoorden, verstoord)
  4. troubler (embarrasser; intimider; décontenancer)
    verlegen maken
    • verlegen maken werkwoord (maak verlegen, maakt verlegen, maakte verlegen, maakten verlegen, verlegen gemaakt)

Conjugations for troubler:

Présent
  1. trouble
  2. troubles
  3. trouble
  4. troublons
  5. troublez
  6. troublent
imparfait
  1. troublais
  2. troublais
  3. troublait
  4. troublions
  5. troubliez
  6. troublaient
passé simple
  1. troublai
  2. troublas
  3. troubla
  4. troublâmes
  5. troublâtes
  6. troublèrent
futur simple
  1. troublerai
  2. troubleras
  3. troublera
  4. troublerons
  5. troublerez
  6. troubleront
subjonctif présent
  1. que je trouble
  2. que tu troubles
  3. qu'il trouble
  4. que nous troublions
  5. que vous troubliez
  6. qu'ils troublent
conditionnel présent
  1. troublerais
  2. troublerais
  3. troublerait
  4. troublerions
  5. troubleriez
  6. troubleraient
passé composé
  1. ai troublé
  2. as troublé
  3. a troublé
  4. avons troublé
  5. avez troublé
  6. ont troublé
divers
  1. trouble!
  2. troublez!
  3. troublons!
  5. troublé
  6. troublant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor troubler:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
troebel maken troubler
verlegen maken décontenancer; embarrasser; intimider; troubler
verstoren brouiller; déranger; fâcher; gêner; interrompre; irriter; mettre en colère; perturber; troubler
vertoornen brouiller; déranger; fâcher; gêner; interrompre; irriter; mettre en colère; perturber; troubler
vertroebelen troubler

Synoniemen voor "troubler":


Wiktionary: troubler

troubler troubler
verb
  1. op hinderlijke wijze iemands aandacht opeisen
Cross Translation:
FromToVia
• troubler → verwarren; overdonderen ↔ boggle — to confuse or mystify; overwhelm
• troubler → invloed hebben op; beroeren ↔ impinge — To interfere with.
• troubler → storen; ergeren; kwaad maken ↔ roil — render turbid
• troubler → uit zijn evenwicht brengen; verwarren ↔ unhinge — to mentally disturb

Verwante vertalingen van trouble







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0901 seconde
Page rendered in 1.0 seconds