Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. urgence:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor urgence (Frans) in het Nederlands

urgence:

urgence [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'urgence (vitesse; vitesse de conduite; rapidité; précipitation; train)
    de snelheid; de vaart; de spoed; het tempo; de gang
    • snelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vaart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tempo [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'urgence (cas d'urgence)
    het noodgeval; het spoedgeval
  3. l'urgence (impulsion)
    de neiging; de drang; de aandrang; de aandrift; de impuls; de drift
    • neiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • drang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aandrang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • impuls [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drift [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. l'urgence (précipitation)
    de urgentie
    • urgentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor urgence:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrang impulsion; urgence application; ardeur; aspiration; efforts; instances; poussée; recherche; zèle
aandrift impulsion; urgence ardeur; caractère; dynamisme; force; impulsion; instinct; nez; odorat; poussée; propulsion; pulsion; ressort; tendance; vitalité; âme; énergie
drang impulsion; urgence application; ardeur; aspiration; efforts; instances; poussée; recherche; zèle
drift impulsion; urgence ardeur; courant; courant maritime; désir; désir charnel; embrasement; entraînement; envie; ferveur; flux; fougue; impulsion; instinct; meute; mouvement; passion; plaisir; pulsion; pulsion sexuelle; tendance; troupe; troupeau; verve; volupté; zèle; élan
gang précipitation; rapidité; train; urgence; vitesse; vitesse de conduite corridor; couloir; excursion; galerie; incursion; petit passage; promenade; échappée
impuls impulsion; urgence aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; instinct; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus
neiging impulsion; urgence caractère; convoitise; disposition; désir; goût pour; inclination; intention; nature; orientation; paroi; penchant; prédilection; préférence; sympathies; tempérament; tendance
noodgeval cas d'urgence; urgence
snelheid précipitation; rapidité; train; urgence; vitesse; vitesse de conduite allure; promptitude; précipitation; rapidité; vitesse; vélocité
spoed précipitation; rapidité; train; urgence; vitesse; vitesse de conduite empressement; hâte; précipitation
spoedgeval cas d'urgence; urgence
tempo précipitation; rapidité; train; urgence; vitesse; vitesse de conduite allure; promptitude; précipitation; rapidité; vitesse; vélocité
urgentie précipitation; urgence
vaart précipitation; rapidité; train; urgence; vitesse; vitesse de conduite allure; canal; marche; promptitude; précipitation; rapidité; vitesse; vélocité; à toute allure

Synoniemen voor "urgence":


Wiktionary: urgence

urgence
noun
  1. de mate waarin iets dringend gewenst of nodig is

Cross Translation:
FromToVia
urgence nood emergency — situation requiring urgent assistance
urgence haast EileVerhalten oder Situation, in dem man etwas dringend erledigen möchte oder müssen

Verwante vertalingen van urgence