Frans

Uitgebreide vertaling voor voiler (Frans) in het Nederlands

voiler:

voiler werkwoord (voile, voiles, voilons, voilez, )

  1. voiler (masquer; couvrir; cacher; )
    maskeren; omhullen; bedekken; verhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen
    • maskeren werkwoord (masker, maskert, maskerde, maskerden, gemaskeerd)
    • omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
    • inhullen werkwoord (hul in, hult in, hulde in, hulden in, ingehuld)
    • hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)
  2. voiler (camoufler; cacher; déguiser)
    camoufleren; in omgeving op laten gaan
  3. voiler (dissimuler; cacher; camoufler; )
    verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
  4. voiler (cacher; camoufler; déguiser; )
    verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • wegstoppen werkwoord (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
  5. voiler (dissimuler; fleurir; pallier; )
    verbloemen
    • verbloemen werkwoord (verbloem, verbloemt, verbloemde, verbloemden, verbloemd)

Conjugations for voiler:

Présent
  1. voile
  2. voiles
  3. voile
  4. voilons
  5. voilez
  6. voilent
imparfait
  1. voilais
  2. voilais
  3. voilait
  4. voilions
  5. voiliez
  6. voilaient
passé simple
  1. voilai
  2. voilas
  3. voila
  4. voilâmes
  5. voilâtes
  6. voilèrent
futur simple
  1. voilerai
  2. voileras
  3. voilera
  4. voilerons
  5. voilerez
  6. voileront
subjonctif présent
  1. que je voile
  2. que tu voiles
  3. qu'il voile
  4. que nous voilions
  5. que vous voiliez
  6. qu'ils voilent
conditionnel présent
  1. voilerais
  2. voilerais
  3. voilerait
  4. voilerions
  5. voileriez
  6. voileraient
passé composé
  1. ai voilé
  2. as voilé
  3. a voilé
  4. avons voilé
  5. avez voilé
  6. ont voilé
divers
  1. voile!
  2. voilez!
  3. voilons!
  4. voilé
  5. voilant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor voiler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken ferrure
verduisteren anomalie; désordre; détournement; escroquerie; fraude; irrégularité; irrégularités; malversation; obscurcissement; réception; tricherie; vol
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler affecter; cacher; celer; dissimuler; dérober; garder; passer sous silence; retenir; réserver; se taire de quelque chose; subtiliser; taire; voler
bedekken cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler cacher; couvrir; décalquer; exercer; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser
bemantelen abriter; cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; détenir; envelopper; envelopper de; farder; masquer; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se draper dans; se revêtir de; taire; voiler
camoufleren cacher; camoufler; déguiser; voiler
hullen cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
in omgeving op laten gaan cacher; camoufler; déguiser; voiler
inhullen cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
maskeren cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
omhullen cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
verbergen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler masquer
verbloemen colorer; dissimuler; déguiser; farder; fleurir; pallier; voiler
verduisteren abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler assombrir; barboter; chiper; choper; dérober; enlever; enténébrer; faucher; marauder; obscurcir; piller; piquer; prendre; rafler; retirer; s'emparer; subtiliser; voler; ôter
verheimelijken abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler
verhullen abriter; cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; détenir; envelopper; envelopper de; farder; masquer; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se draper dans; se revêtir de; taire; voiler
versluieren abriter; cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; détenir; envelopper; envelopper de; farder; masquer; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se draper dans; se revêtir de; taire; voiler
verstoppen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler s'abriter; se cacher; se mettre à l'abri
wegstoppen abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; voiler cacher; enlever; refouler

Synoniemen voor "voiler":


Wiktionary: voiler

voiler
verb
  1. couvrir d’un voile.