Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. brancher:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor brancher (Frans) in het Nederlands

brancher:

brancher werkwoord

  1. brancher (connecter)
    aansluiten
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)

Vertaal Matrix voor brancher:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiten brancher; connecter adjoindre; ajouter; brancher sur; correspondre; raccorder à; relier à; se joindre à; serrer les rangs

Synoniemen voor "brancher":


Wiktionary: brancher

brancher
verb
  1. Se percher sur les branches d’un arbre.

ébrancher:


Synoniemen voor "ébrancher":


Verwante vertalingen van brancher