Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. maison:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor maison (Frans) in het Zweeds

maison:

maison [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la maison (immeuble)
    hus; bostad; boning; byggnad
    • hus [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bostad [-en] zelfstandig naamwoord
    • boning [-en] zelfstandig naamwoord
    • byggnad [-en] zelfstandig naamwoord
  2. la maison (habitation; résidence; logement; )
    boplats; hem
    • boplats [-en] zelfstandig naamwoord
    • hem [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. la maison (bâtiment; immeuble; construction; )
    bygge
    • bygge [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. la maison (maisonnette; logis; humble cabane; demeure)
    stuga
    • stuga [-en] zelfstandig naamwoord
  5. la maison (entreprise commerciale; compagnie; établissement; )
    handelskompani

maison bijvoeglijk naamwoord

  1. maison (fait à la maison)
    hemgjord; hemgjort

Vertaal Matrix voor maison:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boning immeuble; maison demeure; humble cabane; logis; maisonnette
boplats chez-soi; demeure; domicile; foyer; habitation; logement; logis; maison; maison d'habitation; résidence
bostad immeuble; maison abri; accommodation; asile; demeure; domicile; humble cabane; hébergement; logement; logis; maisonnette; refuge
bygge bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice
byggnad immeuble; maison application; arrangement; bloc; bâtiment; bâtisse; chantier; classement; composition; construction; cube; immeuble; mise; mise en ordre; ordre; secteur du bâtiment; édifice
handelskompani compagnie; entreprise; entreprise commerciale; exploitation; exploitation commerciale; firme; maison; société; établissement
hem chez-soi; demeure; domicile; foyer; habitation; logement; logis; maison; maison d'habitation; résidence demeure; humble cabane; logis; maisonnette
hus immeuble; maison chez soi
stuga demeure; humble cabane; logis; maison; maisonnette cabine; cabine de pilotage; cabine téléphonique; cabinet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hemgjord fait à la maison; maison
hemgjort fait à la maison; maison

Synoniemen voor "maison":


Wiktionary: maison

maison
noun
  1. Bâtiment servant de logis, d’habitation, de demeure
    • maisonhus

Cross Translation:
FromToVia
maison hem; hus home — house or structure in which someone lives
maison hus house — human abode
maison hus house — archetypal structure of a human abode
maison hus huis — een gebouw bestemd om in te wonen
maison hus HausUnterkunft, Gebäude, Räumlichkeit
maison hem HeimZuhause, Wohnung
maison hemgjord hausgemachtselbstgemacht, selbst hergestellt (z.B. Nahrungsmittel)

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van maison