Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. morceaux:


Frans

Uitgebreide vertaling voor morceaux (Frans) in het Zweeds

morceaux:

morceaux [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le morceaux (éclats de bois; rognures; bouts; fragments)
    spån; flisor
    • spån [-ett] zelfstandig naamwoord
    • flisor zelfstandig naamwoord
  2. le morceaux (incisions; fente; déchirure; tranches; arrachement)
    hack; jack; skåra
    • hack [-ett] zelfstandig naamwoord
    • jack [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skåra [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor morceaux:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flisor bouts; fragments; morceaux; rognures; éclats de bois
hack arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches balafre; coche; coupure; césure; dent; encochage; encoche; entaille; estafilade; incision; rainure; taillade
jack arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches coche; dent; encochage; encoche; entaille
skåra arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches balafre; coche; coup de hache; coupure; césure; dent; encochage; encoche; entaille; estafilade; fente; incision; rainure; taillade
spån bouts; fragments; morceaux; rognures; éclats de bois
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skåra encocher; entailler; graver; inciser; tailler

Synoniemen voor "morceaux":


Verwante vertalingen van morceaux