Bavard in het Zweeds vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

bavard:
- pratsam; snackigt; pratsamt; pratig; pratglatt; pratigt
- skvaller; pratkvarn; blabbra; prata bubbla; pratmakare; bra talare; latmask; lätting; sölkorv; dagdrivare
Wiktionary:
- bavard → pratsam
- bavard → pratmakare, pratsjuk, pratig, snacksalig, pratglad, pratsam

Frans

Uitgebreide vertaling voor bavard (Frans) in het Zweeds

bavard:

bavard bijvoeglijk naamwoord

bavard (loguace; volubile; babillard; indiscret; indiscrètement; jaseur)
pratsam; snackigt; pratsamt
- pratsam bijvoeglijk naamwoord
- snackigt bijvoeglijk naamwoord
- pratsamt bijvoeglijk naamwoord
bavard (babillard; peu discret)
pratsam; pratsamt
- pratsam bijvoeglijk naamwoord
- pratsamt bijvoeglijk naamwoord
bavard (bavarde)
pratig; pratglatt; pratigt
- pratig bijvoeglijk naamwoord
- pratglatt bijvoeglijk naamwoord
- pratigt bijvoeglijk naamwoord

bavard [le ~] zelfstandig naamwoord

le bavard (moulin à paroles; calomniatrice; diffamateur; parleur; causeur)
skvaller
- skvaller [-ett] zelfstandig naamwoord
le bavard (parleur; causeur; moulin à paroles)
pratkvarn
- pratkvarn [-en] zelfstandig naamwoord
le bavard (bavardeur; pipelette; radoteur; jacasseur; commère; causeur; concierge; rabâcheur; personne qui parle dans le vide)
blabbra; prata bubbla
- blabbra zelfstandig naamwoord
- prata bubbla zelfstandig naamwoord
le bavard (bavarde; bavardeur)
pratmakare
- pratmakare [-en] zelfstandig naamwoord
le bavard (péroreur)
bra talare
- bra talare zelfstandig naamwoord
le bavard (radoteur)
latmask; lätting; sölkorv; dagdrivare
- latmask [-en] zelfstandig naamwoord
- lätting [-en] zelfstandig naamwoord
- sölkorv zelfstandig naamwoord
- dagdrivare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bavard:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blabbra	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
bra talare	bavard; péroreur
dagdrivare	bavard; radoteur	élève qui sèche des cours; élèvent qui sèchent des cours
latmask	bavard; radoteur	fainéant; paresseux; tire-au-flanc; traînard
lätting	bavard; radoteur
prata bubbla	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
pratkvarn	bavard; causeur; moulin à paroles; parleur	bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
pratmakare	bavard; bavarde; bavardeur	bavardes; commères
pratsam		bavardage; verbiage
skvaller	bavard; calomniatrice; causeur; diffamateur; moulin à paroles; parleur	babillage; bavardage; bavardages; bobards; brin de causette; bêtises; calomnie; cancan; cancans; causerie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; infamie; médisance; non-sens; papotage; potins; racontar; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; sottises; voix
sölkorv	bavard; radoteur
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blabbra		jeter avec fracas
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pratglatt	bavard; bavarde
pratig	bavard; bavarde
pratigt	bavard; bavarde
pratsam	babillard; bavard; indiscret; indiscrètement; jaseur; loguace; peu discret; volubile
pratsamt	babillard; bavard; indiscret; indiscrètement; jaseur; loguace; peu discret; volubile
snackigt	babillard; bavard; indiscret; indiscrètement; jaseur; loguace; volubile

Synoniemen voor "bavard":

babillard; loquace; volubile; discoureur; phraseur; prolixe; causant; orateur; verbeux; disert; éloquent; fleuri; expressif; animé; vif; énergique; démonstratif; mobile; coloré; vigoureux; manifeste; significatif; parlant; touchant; jacasseur; jaseur; médisant; exubérant; vivant; exprimant; avouant; parleur; péroreur; redondant; enflé; surabondant; superflu; excessif

Wiktionary: bavard

bavard

adjective

Qui a l’habitude de bavarder.
- bavard → pratsam

Cross Translation:

From	To	Via
• bavard	→ pratmakare	↔ Schwätzer — jemand, der zu jedem Thema meist ungefragt ausschweifende Kommentare abgibt, die im eigentlichen Sinne keiner der Anwesenden hören möchte
• bavard	→ pratsjuk; pratig; snacksalig	↔ geschwätzig — häufig abwertend: viel und aufdringlich redend
• bavard	→ pratglad; pratsam	↔ talkative — tending to talk or speak freely or often

Verwante vertalingen van bavard

peu bavard

Remove Ads

Vertaal bavard van Frans naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bavard (Frans) in het Zweeds

bavard:

bavard bijvoeglijk naamwoord

bavard (loguace; volubile; babillard; indiscret; indiscrètement; jaseur)

bavard (babillard; peu discret)

bavard (bavarde)

bavard [le ~] zelfstandig naamwoord

le bavard (moulin à paroles; calomniatrice; diffamateur; parleur; causeur)

le bavard (parleur; causeur; moulin à paroles)

le bavard (bavardeur; pipelette; radoteur; jacasseur; commère; causeur; concierge; rabâcheur; personne qui parle dans le vide)

le bavard (bavarde; bavardeur)

le bavard (péroreur)

le bavard (radoteur)

Vertaal Matrix voor bavard:

Synoniemen voor "bavard":

Wiktionary: bavard

Verwante vertalingen van bavard