Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Vertaal friand

Vertaal friand van Frans naar Zweeds

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

friand:
- korvbulle
- intensiv; intensivt; skarpt
Wiktionary:
- friand → bulle, begiven, vara lysten efter något, lysten, vara angelägen om något

Frans

Uitgebreide vertaling voor friand (Frans) in het Zweeds

friand:

friand [le ~] zelfstandig naamwoord

le friand
korvbulle
- korvbulle zelfstandig naamwoord

friand bijvoeglijk naamwoord

friand (gourmand; fou)
intensiv; intensivt; skarpt
- intensiv bijvoeglijk naamwoord
- intensivt bijvoeglijk naamwoord
- skarpt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor friand:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
korvbulle	friand
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
intensiv	fou; friand; gourmand	aigu; ardemment; ardent; avec ferveur; fervent; fort; fortement; fougueux; immédiatement; intense; intensément; passionné; passionnément; urgent; vif; vive; vivement
intensivt	fou; friand; gourmand	aigu; ardemment; ardent; avec ferveur; fervent; fougueux; immédiatement; maligne; malin; passionné; passionnément; perspicace; urgent; vif; éveillé
skarpt	fou; friand; gourmand	acerbe; acéré; aigre; aigrement; aigu; aiguisé; attentivement; avec virulence; coupant; criard; croustillant; cuisant; dentelé; denté; dur; exactement; fervent; fin; futé; intense; maligne; malin; minutieusement; mordant; net; passionné; perspicace; perçant; perçant l'ouïe; piquant; pointu; poivré; pénétrant; relevé; rigide; rigoureusement; rigoureux; roublard; rude; salé; soigneusement; strictement; strident; suraigu; sévère; sévèrement; tranchant; vif; violent; épicé; éveillé

Synoniemen voor "friand":

amateur; connaisseur; curieux; collectionneur; gourmet; gourmand; aficionado; chaland; prétendant; dilettante; gastronome; glot; écoeurant

Wiktionary: friand

Cross Translation:

From	To	Via
• friand	→ bulle	↔ bun — A small bread roll, often sweetened or spiced
• friand	→ begiven; vara lysten efter något; lysten; vara angelägen om något	↔ erpicht — meist prädikativ: von etwas angezogen werdend, etwas zum Ziel habend, etwas besitzen wollend