Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. huile:
  2. huiler:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor huile (Frans) in het Zweeds

huile:

huile [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'huile (pétrole)
    råolja
    • råolja [-en] zelfstandig naamwoord
  2. l'huile (graisse; matières grasses; gras)
    tjockt; fett
    • tjockt zelfstandig naamwoord
    • fett [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor huile:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fett graisse; gras; huile; matières grasses graisse de boeuf; lard à larder; liposome
råolja huile; pétrole pétrole brut
tjockt graisse; gras; huile; matières grasses
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fett adipeux; corpulent; graisseux; gras; obèse; riche en graisse
tjockt adipeux; bien baraqué; bien charpenté; bien charpentée; corpulent; de forte carrure; fort; fortement charpenté; fortement charpentée; gros; lourd; obèse; épais

Synoniemen voor "huile":


Wiktionary: huile

huile
noun
  1. Corps gras et visqueux.

Cross Translation:
FromToVia
huile matolja; olja oil — liquid fat
huile pamp Großkopferter — mächtige, einflussreiche männliche Person des öffentlichen Lebens, besonders aus den Bereichen Politik und Wirtschaft
huile olja Ölnur Sortenplural: fettige, schmierige Flüssigkeit aus Ölplanzen oder Erdöl

huile vorm van huiler:

huiler werkwoord (huile, huiles, huilons, huilez, )

  1. huiler (lubrifier; graisser)
    olja; smörja
    • olja werkwoord (oljar, oljade, oljat)
    • smörja werkwoord (smörjer, smorde, smort)
  2. huiler (lubrifier; graisser)
    smörja; infetta; inolja
    • smörja werkwoord (smörjer, smorde, smort)
    • infetta werkwoord (infettar, infettade, infettat)
    • inolja werkwoord (inoljar, inoljade, inoljat)

Conjugations for huiler:

Présent
  1. huile
  2. huiles
  3. huile
  4. huilons
  5. huilez
  6. huilent
imparfait
  1. huilais
  2. huilais
  3. huilait
  4. huilions
  5. huiliez
  6. huilaient
passé simple
  1. huilai
  2. huilas
  3. huila
  4. huilâmes
  5. huilâtes
  6. huilèrent
futur simple
  1. huilerai
  2. huileras
  3. huilera
  4. huilerons
  5. huilerez
  6. huileront
subjonctif présent
  1. que j'huile
  2. que tu huiles
  3. qu'il huile
  4. que nous huilions
  5. que vous huiliez
  6. qu'ils huilent
conditionnel présent
  1. huilerais
  2. huilerais
  3. huilerait
  4. huilerions
  5. huileriez
  6. huileraient
passé composé
  1. ai huilé
  2. as huilé
  3. a huilé
  4. avons huilé
  5. avez huilé
  6. ont huilé
divers
  1. huile!
  2. huilez!
  3. huilons!
  4. huilé
  5. huilant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor huiler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smörja absurdité; balivernes; cochonnerie; non-sens
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infetta graisser; huiler; lubrifier
inolja graisser; huiler; lubrifier oindre; sacrer
olja graisser; huiler; lubrifier pétrole
smörja graisser; huiler; lubrifier oindre; sacrer

Synoniemen voor "huiler":


Verwante vertalingen van huile