Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. nullité:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor nullité (Frans) in het Zweeds

nullité:

nullité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la nullité (fou; imbécile; nullard; )
    knäppskalle; obetydlig
  2. la nullité (caducité)
    ogiltighet
  3. la nullité (stupidité; insipidité; bêtise)
    dumhet; enfald
    • dumhet [-en] zelfstandig naamwoord
    • enfald [-en] zelfstandig naamwoord
  4. la nullité (sottise; folie; médiocrité; bêtise; idiotie)
    dumt skämt

Vertaal Matrix voor nullité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dumhet bêtise; insipidité; nullité; stupidité badinage; bouffonnerie; bévue; bêtise; candeur; cocasserie; concentration; densité; erreur; fait d'être bonasse; faute; folie; gaffe; ignorance; ingénuité; innocence; maladresse; naïveté; niaiserie; plaisanterie; raillerie; simplicité; sottise; énormité
dumt skämt bêtise; folie; idiotie; médiocrité; nullité; sottise
enfald bêtise; insipidité; nullité; stupidité candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité
knäppskalle fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué crétin; gros bêta; imbécile; nigaud; sot
obetydlig fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué
ogiltighet caducité; nullité non validité
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obetydlig au minimum; banal; de peu d'importance; futile; humble; humblement; insignifiant; marginal; minimal; minime; modeste; modestement; négligeable; peu important; quelques; sans importance; trivial; trivialement

Synoniemen voor "nullité":


Wiktionary: nullité

nullité
noun
  1. caractère de ce qui être nul, sans valeur.

Cross Translation:
FromToVia
nullité fjant; nolla Nebbichsalopp abwertend: jemand, der unwichtig, unbedeutend ist