Nederlands
Uitgebreide vertaling voor strak (Nederlands) in het Duits
strak:
-
strak (nauwsluitend; nauw)
knapp; enganliegend; straff; prall; hauteng-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
enganliegend bijvoeglijk naamwoord
-
straff bijvoeglijk naamwoord
-
prall bijvoeglijk naamwoord
-
hauteng bijvoeglijk naamwoord
-
-
strak (star; verstard)
starr; steif; unbeugsam; erstarrt; starrköpfig-
starr bijvoeglijk naamwoord
-
steif bijvoeglijk naamwoord
-
unbeugsam bijvoeglijk naamwoord
-
erstarrt bijvoeglijk naamwoord
-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
-
strak (vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; plat; vlakuit)
-
strak (strakgespannen)
Vertaal Matrix voor strak:
Verwante woorden van "strak":
Computer vertaling door derden: