Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanbieden (Nederlands) in het Duits

aanbieden:

aanbieden werkwoord (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)

  1. aanbieden (indienen)
    anbieten; vorlegen; einreichen
    • anbieten werkwoord (biete an, bietest an, bietet an, bot an, botet an, angeboten)
    • vorlegen werkwoord (lege vor, legst vor, legt vor, legte vor, legtet vor, vorgelegt)
    • einreichen werkwoord (reiche ein, reichst ein, reicht ein, reichte ein, reichtet ein, eingereicht)
  2. aanbieden (offreren; presenteren)
    offerieren; anbieten; präsentieren
    • offerieren werkwoord
    • anbieten werkwoord (biete an, bietest an, bietet an, bot an, botet an, angeboten)
    • präsentieren werkwoord (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
  3. aanbieden (aanreiken; geven)
    reichen; anbieten; bieten; präsentieren; darbieten
    • reichen werkwoord (reiche, reichst, reicht, reichte, reichtet, gereicht)
    • anbieten werkwoord (biete an, bietest an, bietet an, bot an, botet an, angeboten)
    • bieten werkwoord (biete, bietest, bietet, bot, botet, geboten)
    • präsentieren werkwoord (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
    • darbieten werkwoord (biete dar, bietest dar, bietet dar, bot dar, botet dar, dargeboten)
  4. aanbieden (presenteren; tonen; voorleggen; laten zien; offreren)
    präsentieren; vorzeigen; zeigen; anbieten; vorstellen; vorführen; darbieten; feilbieten
    • präsentieren werkwoord (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
    • vorzeigen werkwoord (zeige vor, zeigst vor, zeigt vor, zog vor, zogt vor, vorgezogen)
    • zeigen werkwoord (zeige, zeigst, zeigt, zog, zogt, gezogen)
    • anbieten werkwoord (biete an, bietest an, bietet an, bot an, botet an, angeboten)
    • vorstellen werkwoord (stelle vor, stellst vor, stellt vor, stellte vor, stelltet vor, vorgestellt)
    • vorführen werkwoord (führe vor, führst vor, führt vor, führte vor, führtet vor, vorgeführt)
    • darbieten werkwoord (biete dar, bietest dar, bietet dar, bot dar, botet dar, dargeboten)
    • feilbieten werkwoord (feilbiete, feilbietest, feilbietet, feilbot, feilbotet, feilgeboten)

Conjugations for aanbieden:

o.t.t.
  1. bied aan
  2. biedt aan
  3. biedt aan
  4. bieden aan
  5. bieden aan
  6. bieden aan
o.v.t.
  1. bood aan
  2. bood aan
  3. bood aan
  4. boden aan
  5. boden aan
  6. boden aan
v.t.t.
  1. heb aangeboden
  2. hebt aangeboden
  3. heeft aangeboden
  4. hebben aangeboden
  5. hebben aangeboden
  6. hebben aangeboden
v.v.t.
  1. had aangeboden
  2. had aangeboden
  3. had aangeboden
  4. hadden aangeboden
  5. hadden aangeboden
  6. hadden aangeboden
o.t.t.t.
  1. zal aanbieden
  2. zult aanbieden
  3. zal aanbieden
  4. zullen aanbieden
  5. zullen aanbieden
  6. zullen aanbieden
o.v.t.t.
  1. zou aanbieden
  2. zou aanbieden
  3. zou aanbieden
  4. zouden aanbieden
  5. zouden aanbieden
  6. zouden aanbieden
diversen
  1. bied aan!
  2. biedt aan!
  3. aangeboden
  4. aanbiedende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanbieden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anbieten aanbieden; aanreiken; geven; indienen; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten
bieten aanbieden; aanreiken; geven bieden; mobiliseren
darbieten aanbieden; aanreiken; geven; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen etaleren; figureren; laten zien; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen
einreichen aanbieden; indienen afgeven; doneren; erop achteruitgaan; geld inleveren; geven; inleveren; overhandigen; schenken; verzenden
feilbieten aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten; verhandelen; verkopen
offerieren aanbieden; offreren; presenteren
präsentieren aanbieden; aanreiken; geven; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen exposeren; laten zien; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen
reichen aanbieden; aanreiken; geven aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; schenken; toesteken; verlenen; verstrekken
vorführen aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen etaleren; exposeren; openbaren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; zich uiten
vorlegen aanbieden; indienen ter overweging geven; voorleggen
vorstellen aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen inleiden; openen; tentoonstellen
vorzeigen aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen aantonen; bewijzen; etaleren; exposeren; getuigen van; laten blijken; laten zien; nagaan; presenteren; staven; tentoonstellen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; verifieren; vertonen; voordedaghalen; zekerstellen
zeigen aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen aanwijzen; exposeren; getuigen van; geuren; laten blijken; laten zien; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen
- presenteren

Synoniemen voor "aanbieden":


Verwante definities voor "aanbieden":

  1. laten weten dat hij iets kan krijgen1
    • wij willen u een baan aanbieden1

Wiktionary: aanbieden

aanbieden
verb
  1. aanreiken, bieden, offreren, presenteren
  2. iets tegen bepaalde voorwaarden of prijs verhandelbaar stellen
  3. zich ~ (van zaken): zich vertonen, zich voordoen
  4. zich ~ (van personen): zich aanmelden
aanbieden
verb
  1. (reflexiv) sich beziehungsweise seine Dienste für einen bestimmten Zweck zur Verfügung stellen; in Betracht kommen
  2. etwas zum Kauf, Tausch, Übernahme oder dergleichen ausstellen, bereitstellen
  3. etwas zum Essen, Trinken oder Genuss vorsetzen, bereitstellen

Cross Translation:
FromToVia
aanbieden passieren; vorkommen occur — present itself
aanbieden anbieten offer — place at disposal
aanbieden beantragen; proponieren; vorschlagen proposermettre en avant, de vive voix ou par écrit, pour qu’on l’examiner, pour qu’on en délibérer.
aanbieden aufführen; bieten; anbieten; darstellen; vorstellen; vorlegen; präsentieren présenter — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van aanbieden