Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdrijven (Nederlands) in het Duits

afdrijven:

afdrijven werkwoord (drijf af, drijft af, dreef af, dreven af, afgedreven)

  1. afdrijven (verlijeren; wraken)
    ablehnen; verwerfen
    • ablehnen werkwoord (lehne ab, lehnst ab, lehnt ab, lehnte ab, lehntet ab, abgelehnt)
    • verwerfen werkwoord (verwerfe, verwirfst, verwirft, verwarf, verwarft, verworfen)

Conjugations for afdrijven:

o.t.t.
  1. drijf af
  2. drijft af
  3. drijft af
  4. drijven af
  5. drijven af
  6. drijven af
o.v.t.
  1. dreef af
  2. dreef af
  3. dreef af
  4. dreven af
  5. dreven af
  6. dreven af
v.t.t.
  1. ben afgedreven
  2. bent afgedreven
  3. is afgedreven
  4. zijn afgedreven
  5. zijn afgedreven
  6. zijn afgedreven
v.v.t.
  1. was afgedreven
  2. was afgedreven
  3. was afgedreven
  4. waren afgedreven
  5. waren afgedreven
  6. waren afgedreven
o.t.t.t.
  1. zal afdrijven
  2. zult afdrijven
  3. zal afdrijven
  4. zullen afdrijven
  5. zullen afdrijven
  6. zullen afdrijven
o.v.t.t.
  1. zou afdrijven
  2. zou afdrijven
  3. zou afdrijven
  4. zouden afdrijven
  5. zouden afdrijven
  6. zouden afdrijven
diversen
  1. drijf af!
  2. drijft af!
  3. afgedreven
  4. afdrijvende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdrijven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdrijven (aborteren)
    Abtreiben; Abortieren

Vertaal Matrix voor afdrijven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abortieren aborteren; afdrijven
Abtreiben aborteren; afdrijven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ablehnen afdrijven; verlijeren; wraken afketsen; afkeuren; afstellen; afstemmen; afwijzen; bedanken; bijstellen; danken; declineren; ongeschikt verklaren; ontheffen; ontslaan; regelen; ricocheren; terugwijzen; uitsturen; vertikken; verweren; verwerpen; verzenden; wegstemmen; wegsturen; wegzenden; weigeren
verwerfen afdrijven; verlijeren; wraken afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen; verwijderen

Wiktionary: afdrijven

afdrijven
verb
  1. (intransitiv) Seemannssprache: auf dem Wasser treiben
  1. (umgangssprachlich): die menschliche Schwangerschaft unterbrechen
  2. eine Person oder Tier vertreiben
  3. so auf den Körper eines Lebewesens einwirken, dass ein Fremdkörper und Fremdstoffe aus diesem ausgeschieden werden
  4. etwas oder jemanden, welches oder welcher sich fliegend oder schwimmend bewegt, von einer Richtung ablenken

Cross Translation:
FromToVia
afdrijven abtreiben; treiben; dahintreiben; dahingetrieben werden; getrieben werden; abweichen; derivieren; differentiieren; abzweigen; shunten dériverdétourner un cours d’eau.