Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bevoelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevoelen (Nederlands) in het Duits

bevoelen:

bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)

  1. bevoelen (betasten; voelen)
    fühlen; betasten; anfassen; tasten; abtasten; befühlen
    • fühlen werkwoord (fühle, fühlst, fühlt, fühlte, fühltet, gefühlt)
    • betasten werkwoord (betaste, betastest, betastet, betastete, betastetet, betastet)
    • anfassen werkwoord (fasse an, fasst an, fasste an, fasstet an, angefaßt)
    • tasten werkwoord (taste, tastest, tastet, tastete, tastetet, getastet)
    • abtasten werkwoord (taste ab, tastest ab, tastet ab, tastete ab, tastetet ab, abgetastet)
    • befühlen werkwoord (befühle, befühlst, befühlt, befühlte, befühltet, befühlt)
  2. bevoelen (aftasten)
    abtasten
    • abtasten werkwoord (taste ab, tastest ab, tastet ab, tastete ab, tastetet ab, abgetastet)

Conjugations for bevoelen:

o.t.t.
  1. bevoel
  2. bevoelt
  3. bevoelt
  4. bevoelen
  5. bevoelen
  6. bevoelen
o.v.t.
  1. bevoelde
  2. bevoelde
  3. bevoelde
  4. bevoelden
  5. bevoelden
  6. bevoelden
v.t.t.
  1. heb bevoeld
  2. hebt bevoeld
  3. heeft bevoeld
  4. hebben bevoeld
  5. hebben bevoeld
  6. hebben bevoeld
v.v.t.
  1. had bevoeld
  2. had bevoeld
  3. had bevoeld
  4. hadden bevoeld
  5. hadden bevoeld
  6. hadden bevoeld
o.t.t.t.
  1. zal bevoelen
  2. zult bevoelen
  3. zal bevoelen
  4. zullen bevoelen
  5. zullen bevoelen
  6. zullen bevoelen
o.v.t.t.
  1. zou bevoelen
  2. zou bevoelen
  3. zou bevoelen
  4. zouden bevoelen
  5. zouden bevoelen
  6. zouden bevoelen
diversen
  1. bevoel!
  2. bevoelt!
  3. bevoeld
  4. bevoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bevoelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abtasten aftasten; betasten; bevoelen; voelen aftasten; afvoelen; afzoeken; iets voelen; onderzoeken; verkennen; vingeren; voelen; zien te vinden; zoeken
anfassen betasten; bevoelen; voelen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken
befühlen betasten; bevoelen; voelen iets voelen; vingeren; voelen
betasten betasten; bevoelen; voelen
fühlen betasten; bevoelen; voelen aanvoelen; bemerken; bespeuren; doorleven; doorstaan; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; merken; ontwaren; verdragen; verduren; verteren; vingeren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
tasten betasten; bevoelen; voelen aanvoelen; iets voelen; op de tast lopen; vingeren; voelen; voorvoelen

Wiktionary: bevoelen


Cross Translation:
FromToVia
bevoelen fühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen palper — Traductions à trier suivant le sens
bevoelen empfinden; fühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen; duften; riechen; wittern sentir — Traductions à trier suivant le sens
bevoelen fühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.