Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. boenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boenen (Nederlands) in het Duits

boenen:

boenen werkwoord (boen, boent, boende, boenden, geboend)

  1. boenen (schrobben; schoonboenen; afschrobben; afboenen; schoonschrobben)
    schrubben; abscheuern; scheuern
    • schrubben werkwoord (schrube, schrubst, schrubt, schrubte, schrubtet, geschrubt)
    • abscheuern werkwoord (scheuere ab, scheuerst ab, scheuert ab, scheuerte ab, scheuertet ab, abgescheuert)
    • scheuern werkwoord (scheuere, scheuerst, scheuert, scheuerte, scheuertet, gescheuert)

Conjugations for boenen:

o.t.t.
  1. boen
  2. boent
  3. boent
  4. boenen
  5. boenen
  6. boenen
o.v.t.
  1. boende
  2. boende
  3. boende
  4. boenden
  5. boenden
  6. boenden
v.t.t.
  1. heb geboend
  2. hebt geboend
  3. heeft geboend
  4. hebben geboend
  5. hebben geboend
  6. hebben geboend
v.v.t.
  1. had geboend
  2. had geboend
  3. had geboend
  4. hadden geboend
  5. hadden geboend
  6. hadden geboend
o.t.t.t.
  1. zal boenen
  2. zult boenen
  3. zal boenen
  4. zullen boenen
  5. zullen boenen
  6. zullen boenen
o.v.t.t.
  1. zou boenen
  2. zou boenen
  3. zou boenen
  4. zouden boenen
  5. zouden boenen
  6. zouden boenen
en verder
  1. ben geboend
  2. bent geboend
  3. is geboend
  4. zijn geboend
  5. zijn geboend
  6. zijn geboend
diversen
  1. boen!
  2. boent!
  3. geboend
  4. boenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boenen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. boenen
    Scheuern
    • Scheuern [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Scheuern boenen boenwerk; schoonmaakwerk; schrobben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abscheuern afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben afkrabben; afschuren; gladmaken; gladwrijven; schrapen; schrappen
scheuern afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben draai om de oren geven; gladmaken; gladwrijven
schrubben afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben dweilen

Wiktionary: boenen

boenen
verb
  1. schrobben tot het glanst
  2. Inwrijven met was tot het glanst.