Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. emitteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor emitteren (Nederlands) in het Duits

emitteren:

emitteren werkwoord (emitteer, emitteert, emitteerde, emitteerden, geëmitteer)

  1. emitteren
    emittieren
    • emittieren werkwoord (emittiere, emittierst, emittiert, emittierte, emittiertet, emittiert)

Conjugations for emitteren:

o.t.t.
  1. emitteer
  2. emitteert
  3. emitteert
  4. emitteren
  5. emitteren
  6. emitteren
o.v.t.
  1. emitteerde
  2. emitteerde
  3. emitteerde
  4. emitteerden
  5. emitteerden
  6. emitteerden
v.t.t.
  1. heb geëmitteer
  2. hebt geëmitteer
  3. heeft geëmitteer
  4. hebben geëmitteer
  5. hebben geëmitteer
  6. hebben geëmitteer
v.v.t.
  1. had geëmitteer
  2. had geëmitteer
  3. had geëmitteer
  4. hadden geëmitteer
  5. hadden geëmitteer
  6. hadden geëmitteer
o.t.t.t.
  1. zal emitteren
  2. zult emitteren
  3. zal emitteren
  4. zullen emitteren
  5. zullen emitteren
  6. zullen emitteren
o.v.t.t.
  1. zou emitteren
  2. zou emitteren
  3. zou emitteren
  4. zouden emitteren
  5. zouden emitteren
  6. zouden emitteren
en verder
  1. is geëmitteer
  2. zijn geëmitteer
diversen
  1. emitteer!
  2. emitteert!
  3. geëmitteer
  4. emitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor emitteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
emittieren emitteren

Wiktionary: emitteren

emitteren
verb
  1. Börse: ein Wertpapier in Umlauf bringen
  2. in die Luft abgeben

Cross Translation:
FromToVia
emitteren herausgeben; ausgeben; emittieren; verlegen éditerpublier un ouvrage ou le mettre en vente ; s’emploie généralement au sujet d’un livre.