Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. illustreren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor illustreren (Nederlands) in het Duits

illustreren:

illustreren werkwoord (illustreer, illustreert, illustreerde, illustreerden, geïllustreerd)

  1. illustreren
    illustrieren; bebildern
    • illustrieren werkwoord (illustriere, illustrierst, illustriert, illustrierte, illustriertet, illustriert)
    • bebildern werkwoord (bebildere, bebilderst, bebildert, bebilderte, bebildertet, bebildernd)

Conjugations for illustreren:

o.t.t.
  1. illustreer
  2. illustreert
  3. illustreert
  4. illustreren
  5. illustreren
  6. illustreren
o.v.t.
  1. illustreerde
  2. illustreerde
  3. illustreerde
  4. illustreerden
  5. illustreerden
  6. illustreerden
v.t.t.
  1. heb geïllustreerd
  2. hebt geïllustreerd
  3. heeft geïllustreerd
  4. hebben geïllustreerd
  5. hebben geïllustreerd
  6. hebben geïllustreerd
v.v.t.
  1. had geïllustreerd
  2. had geïllustreerd
  3. had geïllustreerd
  4. hadden geïllustreerd
  5. hadden geïllustreerd
  6. hadden geïllustreerd
o.t.t.t.
  1. zal illustreren
  2. zult illustreren
  3. zal illustreren
  4. zullen illustreren
  5. zullen illustreren
  6. zullen illustreren
o.v.t.t.
  1. zou illustreren
  2. zou illustreren
  3. zou illustreren
  4. zouden illustreren
  5. zouden illustreren
  6. zouden illustreren
en verder
  1. is geïllustreerd
  2. zijn geïllustreerd
diversen
  1. illustreer!
  2. illustreert!
  3. geïllustreerd
  4. illustrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor illustreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bebildern illustreren
illustrieren illustreren ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken

Wiktionary: illustreren

illustreren
Cross Translation:
FromToVia
illustreren illustrieren illustrerrendre illustre.